Ds. Theo Hop, 8 januari 2017

Exodus 3: 1- 17 (Huub Oosterhuis)
Lucas 16: 19 – 31

Er zijn Bijbelgedeelten  die in een kerkdienst ieder jaar aan de orde komen.
Het verhaal van de Geboorte van Jezus,  zijn lijden en sterven, de opstanding,  hemelvaart van Jezus, het verhaal van Pinksteren, de uitstorting van de Heilige Geest.
Het verhaal van vanmorgen zou, vind ik, ook best ieder jaar op het leesrooster mogen staan. Sterker nog: Het zou niet misstaan als rond dit verhaal in de kerk  een feestdag zou worden ingesteld: Het feest van de roeping van Mozes; de roeping van de mens…  Het begin van de bevrijding uit de ellende.
Wat is dit een verhaal waar veel op terug te voeren is. Wat is dat trouwens voor iedereen herkenbaar dat je met tegenslagen te kampen hebt. Dat het in het leven niet gaat zoals je zo graag zou wensen. Dat overkomt mensen afzonderlijk; maar soms hebben hele groepen, hele volken hiermee te maken. Zo vraag je je af: Wordt het nog wat met dè Syriërs…? Het is toch een en al ellende dat hen de afgelopen jaren is overkomen? Het land in puin, verdeeld, mensen gevlucht; dit voeg je toch niet meer samen…?
Als hier van het volk Israël wordt beschreven dat ze in het land Egypte zuchtten onder de knoet van die hen knechtten, en dat hun schreeuwen om hulp opstijgt… Op zoveel plaatsen in de wereld gebeurt dat vandaag de dag nog steeds. Voor veel volken is een vreedzaam samen-leven ver te zoeken. En niet alleen volken overkomt tegenslag; voor hoeveel mensen stort hun leven in door wat hen overkomt. Wat overkomt je als ziekte je huis binnenkomt; als je je geliefde moet missen… Vreselijk! Dan zou je wel willen dat gebeurt wat hier beschreven staat: ‘God heeft uw ellende terdege gezien…!’ God zal u redden volk in de verdrukking en brengen naar een land waar vrede heerst en waar u met open armen ontvangen wordt; waar u een nieuw bestaan kunt opbouwen.
Waarom gebeurt wat hier beschreven wordt vandaag de dag niet meer? Zíet God het dan niet?  Ik denk aan de Joden in de Tweede Wereldoorlog. Die hebben toch tijdens de mensonterende transporten…; als beesten werden ze onder gruwelijke omstandigheden naar de vernietigingkampen vervoerd. Wat zal er toen geroepen zijn, hemeltergend geschreeuwd…
Maar het bleef stil; – van God werd geen enkele actie gemeld –  er stond geen bevrijder op. Kan dit dan vandaag de dag niet meer gebeuren? Het kan niet anders of u moet dit soort vragen en gedachten ook herkennen. Daar zít je toch mee…? Wat heb je aan zo’n verhaal als je er helemaal niets mee kunt.
Eén van de eerste dingen die ik in Groningen als theologisch student heb geleerd als het ging om ‘Hoe ga je met de Bijbelverhalen om?’ is dat je bij het lezen van de Bijbelverhalen niet de vraag moet stellen: ‘Wat wordt er verteld?’  Je moet je afvragen, proberen te ontdekken, ‘wat wil er met het verhaal gezegd worden?’ Meestal komen we niet verder dan alleen maar het verhaal; ‘wat wordt er verteld…’. Zo hebben we het ook geleerd: De Bijbelverhalen waren Bijbelse geschiedenis. Ze werden voorgelezen, of we hebben ze zelf zo gelezen. ‘Wat is er gebeurd?’ Maar de Bijbel is geen krant, die vertelt wat er gebeurd is…  Nee, leerden wij: Wat wil het verhaal zéggen? Waarom wordt het doorgegeven? Wat heeft de schrijver ermee bedoeld? Heeft de schrijver ermee willen zeggen dat, als je maar stillekes wacht, God je ellende wel zal zien, en in stilte tot actie overgaat? Ergens een man van achter zijn schapen roept om een bevrijdingsproces in gang te zetten?
Nee…; en dan hebben we aan dat verhaal ook niet zoveel. Waarom wordt een volk in nood in Egypte dan wel bevrijd, en een volk in de concentratiekampen niet,  en een volk dat in onze tijd wordt uitgemoord ook niet… Zó roept zo’n verhaal als dit alleen maar vragen op. Nee, als je in de puree zit kun je met zo’n verhaal heel weinig. En een nieuw jaar ga je daarom ook niet vol vertrouwen in…
Er is nog wat. Er staat zo mooi hier dat God de ellende van het volk ziet; dat hij hun hulpgeroep hoort; dat Hij zich het lot van de mens in nood aantrekt. En in de Psalmen wordt zo mooi gezegd dat God de gebogenen opricht, de gevangenen nabij is, wees en weduwe niet laat verpieteren, de vreemdeling niet aan zijn lot overlaat… Maar… wáár zie je dat gebeuren…? Of zijn het geen reële voorstellingen…? Te mooi om waar te zijn.
Wij zijn opgevoed met de voorstelling dat God tot alles in staat is. God is niet gebonden aan natuurwetten. God hoeft met tijd geen rekening te houden. In  verzoekingsverhaal van Jezus in de woestijn staat dat God bij machte is om uit stenen brood te maken. God kan alles. Zo dacht men over God. En veel mensen denken dat nog net zo.
Daarom wordt God gebeden of een situatie van nood veranderd mag worden een situatie van vrede. Dit verhaal zet die voorstelling totaal op zijn kop. In de voorstelling van ‘God kan alles’ had God Mozes helemaal niet hoeven roepen. Een beetje God had de situatie in een oogwenk kunnen veranderen. Het volk Israël verdrukt in Egypte…? Dan kan God toch gemakkelijk ervoor zorgen dat alles van het ene op het andere ogenblik anders wordt: Dat verdrukking had God gemakkelijk kunnen veranderen in bevoorrecht worden. Wil de schrijver dit laten zien: Dat het zo niet werkt. Dat God niet zomaar handelt. Dat er mensen nodig zijn  om verandering te bewerken. Een van de eerste vragen die je je had kunt stellen is: Waarom moest Mozes geróepen worden; waarom is het hulpgeroep van het volk, van zijn broeders, niet eerder tot Mózes doorgedrongen? Moet hij erop attent worden gemaakt? Ja blijkbaar wel. Gaat niet ieder mens bijna van nature zijn eigen gang? Mozes moet geróepen worden. Het is zo mooi hoe dat beschreven wordt. Het gebeurt door middel van vuur.  Vuur duidt in de Bijbel-verhalen vaak op Gods aanwezigheid. Dus hier gebeurt niet zomaar wat. Gód is op deze plaats. Er hangt blijkbaar heel veel van af. Er is sprake van een bode van God. Wat vreselijk dat ze het meestal vertaald hebben met ‘engel’. Hier staat in het Hebreeuws ‘malak’;   u kent dit woord van Maleachi, ‘mijn bode’ betekent dat. Er is een braambos, dat niet verteert. Een senè; dat is de Sinaï. De Joodse midrasj vertelt hierover dat dit het beeld is van de geschiedenis van Israël. Hoezeer ze ook onderdrukt worden…; de eeuwen door heeft dit volk gebrand  in de vlammen van het antisemitisme, van vervolging en onderdrukking…; zelfs Auschwitz…   de vlammen waren niet bij machte dit braambos te verteren. ‘Doe uw sandalen van uw voeten,  want de plaats waarop jij staat is heilige grond’. Zo toon je eerbied.  Er is een heilige afstand. Opmerkelijk dat de Islam,   maar ook Boeddhisme en Hindoeïsme dat gebruik nog kennen:    schoenen uit als je het heilige betreedt. Kunnen wij wel met het heilige omgaan? In onze kerken hingen vroeger bordjes, met de tekst, en soms zie je ze nog: ‘Roken en tabakspuwen verboden’. Wie gaat met eerbied een kerk binnen…? Wij betreden een kerk toch vaak niet anders dan zoals we een winkel binnengaan. Mozes wordt gezonden. Als er onrecht is mag je je er niet bij neerleggen. Je moet niet naar de woestijn vluchten; daar ben je niet te vinden. Je mag niet langer wegkijken. Denken dat je er niets aan kunt doen; dat je er niets mee te maken hebt. Het goede moet gebeuren. Er moet verandering komen. Bevrijding. Niemand is bestemd om onderdrukt te worden. Als de onderdrukte zich in zijn lot heeft geschikt moet hij wakker geschud worden. Ga, Mozes. Ga, de mens wordt te verstaan gegeven dat dit niet langer mag gebeuren. Zou je dit zo mogen generaliseren…? Mozes wil meteen. Hij staat te trappelen van ongeduld. Nee, hier wordt beschreven zoals het zo vaak gaat als iemand geroepen wordt. De mens zoekt uitvluchten. Mozes zegt: Ze zullen me niet geloven. Ze zullen vragen: Wie heeft je gestuurd? Wie ben ík…? Het is het bekende geluid. Er staan nog een paar van dit soort roepingsverhalen in de Bijbel.
Moet u horen hoe er gereageerd wordt: Er wordt verteld van Gideon, de richter,
die wordt ook geroepen, die zegt: ‘Kom nou, ik ben de jongste in het huis van mijn vader’. Of Saul: ‘Ben ik niet een van de stam van Benjamin, de kleinste van de stammen van Israël? En Jeremia brengt in: ‘Ik ben nog maar een ventje’.| Jona maakt het wel heel bont: Zijn reactie is: Wegwezen. Hij smeert hem…
Mozes krijgt te horen dat hij niet alleen hoeft te gaan. God gaat met hem mee.  God’s Naam is: ‘Ik die met je meega’. Maar kun je je daar iets bij voorstellen…? Of zou dat zoiets betekenen als: Waar iemand de juiste weg gaat en zich inzet om het goede te doen daar is God aanwezig: In de omschrijvingen van God is dat gedaan zoals men zich een mens voorstelt.
God werd antropomorf beschreven, naar menselijke vorm betekent dat. Ik denk dat dat beeld ons in de weg staat. Net zoals het beeld dat God ‘geest’ is. God is niet uit te beelden. God is aanwezig. Of afwezig.
God is dáár waar het goede gebeurt. Waar mensen zich daarvoor inzetten. In de Psalm wordt dat zo mooi gezegd: Waar liefde woont gebiedt de HEER zijn zegen, daar woont Hij zelf en wordt zijn heil verkregen, en ’t leven tot in eeuwigheid. Psalm 133. Waar liefde gebeurt…
Waar de ene mens een hand uitsteekt naar een ander. Waar mensen de vreemdeling, de vluchteling niet bij voorbaat als bedreiging zien, maar met het lot bewogen zijn. Waar mensen verder kijken dan naar zichzelf alleen. Iemand zei eens (de in 1981 overleden feministe Joke Smit… overleden op 48 jarige leeftijd aan borstkanker…) als iedereen voor zichzelf opkomt, wie komt er dan voor ons allen op…?  Zij sprak daarmee heel Bijbelse woorden… Zou de essentie van dit Bijbelverhaal zijn dat je je niet moet neerleggen bij de situatie van onrecht en ellende. Doe niet net alsof je het niet ziet. Stop je kop niet in het zand. Verberg je niet tussen je schapen. Dóe wat je kunt; laat je stem horen; leg je er niet bij neer dat jij er niets aan kunt doen. Laat het goede het kwade overwinnen. Laat het gebeuren. Laat iets van God gebeuren; laat God gebeuren.
Dit op de eerste zondag van januari meekrijgen…; Hoe ik dat zo kan zeggen? Dát hoor ik in de verhalen van Jezus. Ons wordt van Hem verteld dat hij goed doende door het land trok. Mensen die in de verdrukking zaten reikte hij de hand. Gaf hij het leven weer. Soms letterlijk, wordt er beschreven. En mensen verbaasden zich; ze wisten God heel dichtbij. Sommigen zeiden ‘God’ tegen hem. Niet omdat hij zulke mooie ogen had, of zulke mooie verhalen vertelde…; maar omdat ze iets herkenden…: Zó zou het moeten toegaan in onze wereld. Zó is God in ons midden. Ik denk wel eens dat onze oude geloofsvoorstellingen ons geweldig dwars kunnen zitten. Zoals we altijd gedacht hebben dat God onze moeilijke situatie kon veranderen als we maar lange en mooie gebeden uitspraken. Tegen Mozes wordt ook niet gezegd: ‘Mozes, je moet maar veel bidden, dan zal het volk uit Egypte bevrijd worden…’. Ik had in Deventer een mevrouw in de gemeente die nogal op haar man had geleund in het leven. Toen deze stierf stortte haar wereld volledig in elkaar. Ze was verscheurd door verdriet; ze kon niets meer. Ze hád geen verdriet, ze wás verdriet. Ik heb haar toen een vreemde gedachte voorgehouden. ‘Wat zou je overleden man willen: dat je door je verdriet niets meer kunt, daar helemaal onder gebukt gaat, of dat je toch nog iets van je leven probeert te maken…?’ Ze hoefde niet lang na te denken. ‘Het laatste natuurlijk’. En toen zei ik: ‘Maar je moet het wel zelf dóen. En bidden helpt niet’. En ze begreep hoe ik dat bedoelde: Het komt niet uit de hemel vallen. En natuurlijk heb ik toen we het gesprek afrondden mooie woorden van gebed gesproken… Maar ze begreep het dat zíj op moest staan, en verder mocht, verder kon gaan. Dat was niet gemakkelijk; maar een leven in verdriet en verscheurdheid is ook niet gemakkelijk.
Hoe gaan wij om met situaties waarvan we weten, aanvoelen dat het zo niet kan; zo niet verder mag. Worden we geroepen…? Weten we ons geroepen? Ik kwam deze woorden tegen bij mijn grote vriend, Marinus van den Berg: ik zie het als een samenvatting van wat gezegd en gedacht is: Ik verander het een beetje; dat vindt hij vast wel goed:
Ik hoop voor 2017 op een wereld, waar geen kind meer zal worden geslagen, waar geen vrouw meer zal worden misbruikt, waar vrouwen en mannen elkaar tot vreugde zijn.
Ik hoop voor 2017op een wereld, waar niemand van de tafel wordt uitgesloten, waar gastvrijheid de boventoon voert, waar samen delen heel gewoon wordt. Ik hoop voor 2017 op een wereld, waar niemand meer bang hoeft te zijn, waar alle leed aan het licht zal komen, waar zij die gewond en gekwetst zijn, genezen.
Ik hoop voor 2017 op een wereld, waar kinderen en ouden van dagen vrolijk zijn, waar muziek klinkt uit de huizen, waar licht straalt uit de ogen van allen die er wonen.
Ik hoop voor 2017 op een wereld, waar een bron zal zijn die zal overstromen van levenwekkend water. Waar alle verlangen zal vervuld worden. De dorst naar liefde en gerechtigheid wordt gelest. De bron zal vol zuiver water zijn, de rivieren en de zeeën zullen helderblauw zijn. Geen vis zal nog sterven. Geen vogel komt nog om in de olie.
Ik hoop voor 2017 op een wereld waar we elkaar opnieuw zullen zien waar onze ogen opengaan voorgoed: waar alles helder licht zal zijn.
Amen.