Ds. René van der Rijst, 19 november 2017

Matteus 25:31-46

Het is een heftige tekst, die u net hoorde. Het laatste oordeel. Schapen en bokken van elkaar gescheiden. Eeuwig leven voor de één, eeuwige bestraffing voor de ander.
Wie opgegroeid is met ‘hel en verdoemenis’ zal er een tikje onrustig van geworden zijn. We geloven dat niet echt meer. De meeste van ons hebben de hel afgeschaft, maar als je dit hoort… Zou die hel er dan toch zijn? Maar dat kan toch eigenlijk niet, dat God mensen voor eeuwig bestraft? Levenslang is al lang, maar eeuwig…?
Maar is dat waar het hier over gaat?
Ik hoor in deze tekst vooral de vraag van Jezus: waar gaat het eigenlijk om in het leven? Wat is echt belangrijk? Wat heeft ‘eeuwigheidswaarde’ en wat is de moeite van het bewaren niet waard?
Als je de balans opmaakt van je leven tot nu toe, wat is dan zinvol geweest?
Het is de vraag die bijna altijd op komt aan het einde van een leven: wat is de zin ervan geweest? Als je terugkijkt op je leven, wat maakte het dan de moeite waard?
Het antwoord dat Jezus op die vraag geeft, is weer heel gewoon. Hij vraagt niets buitengewoons, geen ‘heiligheid’.
Heb je de hongerigen gevoed, de dorstigen te drinken gegeven? Heb je de naakte gekleed, de vreemdeling opgenomen, de gevangene bezocht?
Voor alle duidelijkheid: Jezus vraagt niet ‘heb je alle hongerigen gevoed of alle vreemdelingen opgenomen?’ Maar wel: de hongerige, de dorstige die op je pad kwam.
Wat het leven de moeite waard maakt, is menselijkheid.
‘Ben je mens geweest, mens met andere mensen?’

Vorig jaar, toen er heel veel asielzoekers naar Haarlem kwamen, bleek de financiering van hun levensonderhoud vanuit de gemeente nog niet goed geregeld. Ze hadden wel onderdak, maar geen geld om eten te kopen. Vanuit de kerken zijn er toen voedselpakketten voor hen geregeld. U weet dat misschien nog, wij hebben toen pakken melk ingezameld. Een groep Syrische vluchtelingen die hier al wat langer waren, zetten zich in om de voedselpakketten op de goede plaats te krijgen.
Er werd destijds veelvuldig gesproken over een ‘vluchtelingencrisis’ en misschien had u ook wel vragen bij de hoeveelheid asielzoekers die hier opgenomen moest worden. Maar op het moment, dat ze bij je aankloppen, dan geef je ze te eten. Natuurlijk.

Onlangs was er bij onze diaconie iemand op bezoek van ‘De Sluis’, dat is een stichting die gedetineerden in de gevangenis is Zaandam helpt bij hun terugkeer in het gewone leven. We hebben het met hen gehad over de vraag hoe we hen konden helpen – zoals we eerder het pastorale centrum van De Koepel hebben gesteund, toen dat nog een gevangenis was.
Ook daar kun je wat van vinden – over de hoogte van straffen en of levenslang wel levenslang moet zijn. Maar als ze op je stoep staan, dan help je ze. Natuurlijk. Dan zijn gevangenen ook gewoon mensen.

Vrijdag speelde hier ‘Hotel Courage’, een theatergezelschap met mensen uit Iran, Irak, India, de V.S., Ghana, Palestina… Een Nederlandse vrouw, die de toneelschool had gedaan, vroeg zich op een gegeven moment af: waarom doe ik eigenlijk wat ik doe? Wat heeft het voor zin? Ze is toen met een paar vrienden de wereld ingegaan om overal, zomaar op straat, theater te gaan maken. Op vaak onwaarschijnlijke plekken, zoals in de landen die ik net noemde. Mensen sloten zich bij haar aan. Dat werd ‘Hotel Courage’. In de voorstelling vertellen ze hun verhalen – over leven in soms moeilijke omstandigheden. Maar ook over liefde en vriendschap, geluk. Hoe ‘vreemd’ mensen op het eerste gezicht ook lijken, als je hen leert kennen, blijken het doorgaans toch gewoon mensen.

Als je vanuit de ‘hemel’ kijkt, met Gods ogen, dan is dat het, wat het leven de moeite waard maakt. De zorg voor elkaar. Voor de mensen die je lief zijn, natuurlijk, en voor de mensen die op je pad komen. Je kunt je eigenlijk nauwelijks voorstellen, dat er mensen zijn, die dat niet doen.
Niemand zal je ooit vragen: waarom heb je niet nog wat harder gewerkt, nog meer gedaan? Maar wel: heb je lief gehad, ben je ‘mens’ geweest?

Maar Jezus gaat nog een stap verder. In de gevangene, de vreemdeling, de hongerige, ontmoet je mij, zegt hij. Ik ben die dorstige. De naakte mens, dat is Christus incognito. ‘Midden onder u staat hij die gij niet kent.’
Jezus is inmiddels in Jeruzalem. Impliciet bekritiseert hij hiermee al die mensen die zo druk bezig zijn met God, dat ze hun naaste niet zien. Die zo druk bezig zijn met hun eigen ‘heil’ – hun carrière… – , dat ze geen oog hebben voor de mensen om hen heen. Mensen die God gezocht hebben in kerken en kathedralen, in rituelen en gebeden – maar aan de mensen om hen heen voorbij gelopen zijn.
Als je God zoekt, als je je afvraagt ‘waar is God?’ of ‘hoe kan God het lijden toelaten?’ ‘waarom?’ – dan moet je om je heen kijken. Naar de hongerige, de dorstige. De mensen die op je pad komen. Christus is niet in de hemel – hij loopt hier op straat. Misschien zit hij naast je.
Etty Hillesum, een Joodse vrouw, ze krijgt de kans onder te duiken, maar doet het niet, omdat ze bij haar volk wil blijven, haar mensen niet wil verlaten – ze wordt uiteindelijk vermoord in Auschwitz – zij schrijft:

Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen , maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen we ons zelf. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aankomt: een stukje van jou in ons zelf, God. En misschien kunnen we ook eraan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen.

Dat is het enige: God opgraven in ons zelf en in de ‘geteisterde harten’ van mensen om ons heen. Ook in ons zelf – ook wij zijn mensen aangewezen op de zorg van anderen. Daar begint het mee, met het besef dat wij geen andere mensen zijn. Zoals Christus in deze wereld geen ander mens is, dan de vreemdeling, de gevangene.
Dat is het enige: gewoon maar menselijkheid – die het meest aan het licht komt in tijden van onmenselijkheid. Dat is waar God haar voor ter verantwoording mag roepen – in het ‘laatste oordeel’.
Ik stel me soms voor – ik weet niet of het zo is – dat God op dat moment alles van ons verzamelt wat goed is, zinvol, de moeite waard. Onze zorg voor elkaar, de liefde die we geschonken hebben. Elk moment dat we hem hebben gezien in het gelaat van onze naaste, dat we hem hebben geholpen. En dat hij de rest weggooit, verbrandt. Nergens goed voor. Van sommigen houdt God misschien maar heel weinig over. Bij anderen vindt hij heel veel wat de moeite van het bewaren waard is.
Dat is de vraag, denk ik: wat in mijn leven, in uw leven, is de moeite van het bewaren waard?