Ds. Wessel Westerveld, 11 februari 2018

Wist u het – de mens bijna goddelijk gemaakt?  (Psalm 8) Dikwijls leggen we de nadruk op “bijna” als om te zeggen: dus niet goddelijk, en kijk goed om je heen, dat klopt wel, want wat een puinbak… Ja, het kan beter – maar het kán ook beter: er wordt over de mens bijbels gesproken niet laag of min gedacht. Integendeel!

Psalm 8

Doopdienst.
Overweging gedeeltelijk auf Deutsch, vanwege Duitse familie.

Gemeente voor Jezus Christus,
Gemeinde für Jesus Christ,

Deze overweging is gedeeltelijk in het Nederlands,
und diese Predigt ist teilweise auch auf Deutsch.

Ik heb gekozen voor een psalm.
Psalmen zijn gedichten van geloof en vertrouwen.
Mensen spreken zich uit over God – of over wie zij God vermoeden.
In poëtische woorden.

Psalm 8 is de scheppingspsalm.
Over de bijna goddelijk gemaakte mens gaat het –
over de mens aan wiens handen het werk van God is toevertrouwd…

Dat is niet gering…

Ook al denken wij wellicht nog wel eens gering over de mens,
en ook de psalmist verwoordt dat:

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door u daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?

En het is waar, de mens
– andere mensen dan wijzelf, maar wie eerlijk is: wijzelf óók –
de mens laat hier-en-daar-en-af-en-toe best een steekje vallen…

En het is waar, de mens is tijdelijk
– en zijn bestaan valt bij de aanblik van de natuur en het heelal en zon, maan en sterren in het niet.

En toch gaat het ook – nee, vooral – in Psalm 8 over de bijna goddelijk gemaakte mens.
De mens aan wiens handen het werk van God is toevertrouwd…

Dat is niet gering…

En we doen de Eeuwige en zijn vertrouwen in ons te kort,
als wij het houden bij een al te geringschattend mensbeeld –
de psalmist erkent dat gevoel, van die tekortschietende, ontoereikende mens,
wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt,
het mensenkind dat u naar hem omziet?
maar direct daarna pakt ‘ie groots uit!
Hoor hoe groot gedacht wordt over de mens:

U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd…

De Eeuwige heeft ons nogal hoog zitten…
Bijna goddelijk.
We zitten er tegenaan – we reiken er naar, we raken het soms, even, dat goddelijke…

Hoe komt ‘IE erbij, die God van ons…?
Wat heeft ‘M bezield?
Dat ‘ie ons zó hoog heeft zitten?

Of is dát juist wat God ook God maakt?
Zijn vertrouwen in het project schepping?
Zijn vertrouwen in het project mens?

Dat geloof ik – dat zal het zijn, wat God heeft bezield
om ons bijna goddelijk te maken en ons het werk van zijn handen toe te vertrouwen.
Zijn onophoudelijk vertrouwen in het project schepping en mens.
Misschien komt dat dan weer, dat vertrouwen, omdat God ook wel snapt,
dat Hijzelf zonder zo’n schepping en zonder de mens en zonder vertrouwen
zijn zorg, zijn recht, zijn liefde en zijn onaflaatbare barmhartigheid aan de straatstenen niet kwijt kan.
En Hij heeft zoveel te geven – zoveel in huis!
En hoe kan Hij nou nog God zijn, als hij die Naam IK-BEN-ER-VOOR-JOU niemand kan geven…
God heeft de schepping nodig,
God heeft mensen nodig,
en God heeft het vertrouwen daarin nodig,
om God te kunnen zijn!

Daarom deze scheppingspsalm, die zo hoog insteekt.
De psalm rijmt op hoe de Bijbel begint.
Met de schepping.
Dat is het uitgangspunt van deze God –
hij gaat met de schepping en met de mensen een relatie aan;
Hij roept hen in het leven en daarmee geeft Hij Zichzelf bestaansgrond
– als iemand begrijpt wat ik bedoel…
Want het is de schepping en het zijn de mensen en hoe zij zich verhouden tot elkaar,
waarin God openbaar wordt.

Prachtig is dat geschilderd in het verhaal van Adam en Eva.
En daar heb ik hier wel eens eerder over verteld, dus kan het volgende stukje best even in het Duits:
(Und jetzt auf Deutsch)

Es ist eine erstaunliche Schönheit
wie die Bibel das Wesen des Mensch-seins beschreibt:
Adam und Eva – zusammen verkörpern sie das menschliche Leben
und zusammen sind sie wie ein Spiegel für den Menschen und das Leben.
Wir Menschen sind wie Adam und Eva;
Voneinander und füreinander ins Leben gerufen,
von- und füreinander gebaut,
als Hilfe und als Gegenüber.
Das heisst: Niemand lebt für sich selbst  – wir existieren immer in Beziehung.
Ein Mensch wird Mensch durch  die Grazie eines Anderen,
der seinen Namen ruft.
Wir gestalten, formen einander,
wer wir sind ist uns für einen wichtigen Teil von anderen gegeben.
Den jüdischen Philosophen Martin Buber aufnehmend
sagt der holländische Theologe Huub Oosterhuis das Folgende:
‘Du der mich Ich machst‘.

Das bedeutet, dass unsere tiefste Identität
nicht zusammenfällt mit einem autonomen ‘Ich‘.
Unsere tiefste Identität wird gebildet durch unsere einzigartige Stelle
im Geflecht unserer Beziehungen,
wo wir von- und füreinander gebaut sind,
als Hilfe und als Gegenüber.
So macht Anica Alexander, Alexander Anica, und jetzt auch ist da die Kleine ins Spiel:
Rosa! Sie macht Anica und umgekehrt, sie macht Alexander und umgekehrt.
Und Gottes Name ICH-WERDE-DASEIN
existiert
wo sie – Anica, Alexander, Rosa, und natürlich wir allen
für einander sind Hilfe und Gegenüber.

Auf diese Weise will Gott bestehen – das glaube ich.
Er kann vielleicht auch nicht anders…

(…)

Bij de doop zojuist kreeg Rosa een Schriftwoord mee,
dat haar ouders voor haar hebben gekozen.
Het is een woord dat volgens de overlevering tot Paulus is gesproken in Korinthe,
en zijn context daar en toen is natuurlijk heel anders dan die van Rosa hier en nu.

En toch geldt het Rosa net zo goed als Paulus – en als u en ik.

“(…) vrees niet, maar spreek en zwijg niet, want ík ben met je (…)”

(…) Fürchte dich nicht, sondern rede, und schweige nicht!
Denn ich bin mit dir (…)

Wees niet bang –
roep elkaar tot aanschijn –
zie de ander,
niet jij, wel als jij,
een mens bijna goddelijk gemaakt…
Dan is de Eeuwige met jou!

Dat wij zo kijken mogen en gezien zijn –
dat Rosa zo leren kijken mag en gezien wordt!

Dan wordt het nog wel eens wat met dat Koninkrijk…

Amen.