Wessel Westerveld, 18 februari 2018

Emiel Driftenaar, moeilijk verhaal, uit huis gezet, vol agressie, verslaafd, schulden…Helemaal aan de grond. Het is midden in de nacht, hij is klaar om te springen van een brug.

Emiel, hij – als velen – heeft het verhaal van Jezus in de woestijn doorleefd, zelf meegemaakt. net als Jezus was ook hij als het ware midden in de woestijn, bij de wilde dieren, zoals het evangelie vertelt. Maar het vertelt ook: en de engelen dienden hem…

Marcus 1:12-15

Gemeente van Jezus Christus,
U bent uitgenodigd mee in te stappen in een paar mijmeringen, gedachten, associaties
bij het verhaal van hem naar wie wij – Christenen – zijn genoemd;
het verhaal van Christus,
onze naamgever – op wie wij lijken?

“En meteen drijft de Geest hem uit,
de woestijn in.”

Meteen – meteen waarna?
Ja, meteen nadat de Geest op hem neer daalt – als een duif.
En dan die stem uit de hemelen, die zegt:
‘jij bent mijn zoon, mijn meest geliefde, in jou is mijn welbehagen!’

Want pal vooraf aan dit stukje gaat het verhaal van de doop van Jezus.
Bij Marcus is dat ook het geboorteverhaal van Jezus;
als Jezus wordt gedoopt, dan begint hij.
Dopen is eigenlijk een soort geboren worden:
daar ben je dan, nieuwe mens – jij, ik, Jezus:
je wordt ondergedompeld in de wereld van vlees-en-bloed,
een wereld met een bewogen geschiedenis en een ongewisse toekomst,
maar zie, je staat op uit het water– wat een kracht, wat een vertrouwen –
daar ben je dan ineens!
Als Adem van God – de Geest die op je komt
Jij die leeft van de stem die tot jou zegt: ‘jij bent mijn kind, mijn meest geliefde, in jou is mijn welbehagen!’

Begint niet ieder mensenkind zo?
Als de Messias die als nieuw opstaat uit het water?
Als Adem van God en levend van de stem die zegt tot haar:
‘jij bent mijn kind, mijn meest geliefde, in jou is mijn welbehagen!’?
Ons uitnodigend: heb mij lief, voedt mij, koester mij – wees mij nabij zoals ik jou?

Een mooie, kansrijke gedachte, dat toch zo ieder mensenleven begint –
als Adem van God en levend van de stem die onophoudelijk zegt:
‘jij bent mijn kind, mijn meest geliefde, in jou is mijn welbehagen!’
Dat staat als een huis –
al duurt het maar even, dat begin…

Ja, van dat even, dat is in ons verhaal ook zo.
Want:

“(…) meteen drijft de Geest hem uit,
de woestijn in.”

En in het echt is het niet anders:
Vroeg of laat – soms vroeger, soms later, soms ook té vroeg en misschien ook wel té laat –
komt de tijd van het afleggen van je argeloosheid – je moet het Grote-Mensen-Leven in.
Uit het Paradijs ‘geschopt’,
naar buiten!

En meteen drijft de Geest hem uit,
de woestijn in.
Hij is in de woestijn geweest,
veertig dagen lang
beproefd door de satan;
hij is bij de (wilde) dieren geweest,
ook hebben de (…) engelen
hem bediend.
Naar buiten – de woestijn in.
En daar is de satan.
Satan: in onze traditie bezoedeld en verguist en zelfs ontkend.
Toch is hij niets meer of minder dan ‘de andere kant’…
Satan betekent zoiets als dat: de andere kant.
De slang begon er al mee, met ‘de andere kant’ listig belichten:
ja, dat zegt God nu wel, maar….
De andere kant zaait onrust en wakkert twijfel aan
– en wat je eenmaal hebt getwijfeld, laat zich moeilijk weer terugtwijfelen…
Satan, de ‘andere kant van God-of-zo’,
bij Matheüs en Lucas heet Satan nog veel meer ingevuld Diabolos,
de grote WirWarWoeler, de ‘doorelkaarschopper’, de ontregelaar.

Satan in die woestijn, ja natuurlijk, we komen ‘m allemaal tegen,
die ‘andere kant van ons godsvertrouwen’.
En dat duurt een leven lang – 40 dagen en nachten…
Hoor ‘m, die ‘andere kant van ons godsvertrouwen’:

Hoezo ‘God’? Hoezo vertrouwen in wie jullie God noemen?
Barmhartig, genadig, lankmoedig, rechtvaardig, rijk aan liefde, rijk aan trouw…

Ah!

Kijk om je heen:
Als je barmhartig bent, lopen ze over je heen;
Wie genadig is, is zelf de klos,
Lankmoedig – wie weet überhaupt wat dat betekent?
Rechtvaardig; alsof het leven eerlijk is, kom op zeg!
Rijk aan liefde, rijk aan trouw; dan houdt íe God het zeker lekker allemaal voor zichzelf –
zou ‘ie überhaupt wel bestaan…

Nou, die vraag stelde Emiel Driftenaar ook.
Gisteren in het EO tv programma “De verandering”
Emiel, moeilijk verhaal, uit huis gezet, vol agressie, verslaafd, schulden…
Helemaal aan de grond.
Hij vertelt van die keer toen hij bij Rotterdam op een brug stond,
midden in de nacht,
klaar om te springen.
Toen kwam een maat langs uit het verslaafdenwereldje.
Op de fiets. “Hé Driffie – doe jij nou?”
Emiel zei:  “Zou God bestaan?”
Zijn maat ging er eens rustig voor zitten,
op zijn bagagedrager,
met zijn hand onder z’n kin,
a la de denker van Rodin,
en zei na enige tijd:
“Driffie, ik denk het wel,
maar als íe zou bestaan, dan wil ie wel, dat je iets van je leven maakt”.
Maar ik ga nou naar huis, mijn nest in – Mzzl”

Emiel, midden in de woestijn, bij de wilde dieren
– en de engelen dienden hem…
Zijn maat op de fiets…
Het is goed gekomen met Emiel.

Dus God bestaat.
Maar Satan, die ‘andere kant van ons godsvertrouwen’, ook.
Dagelijks vecht hij ons aan.
En hij heeft vaak nog een punt ook
– dus verwar ‘m liever niet met een boze moreel verwerpelijke figuur;
Dat doet hem geen recht.
Satan stelt de realiteit aan de kaak – aan de Godskaak.
Daar is niets mis mee – elk geloof moet ook door de woestijn van aanvechting heen,
dat is wat dit verhaal ons zegt.

Satan heeft dus bestaansrecht.
Net als zijn tegenspeler God.
Jezus geeft het hen beiden.
Pas dan kan hij verder het evangelieverhaal inwandelen:

(…)

(en dan) komt Jezus Galilea binnen,
en predikt hij de aankondiging van God.
Hij zegt: het momentum is vervuld,
en genaderd is het koningschap van God!-
bekeert u, en gelooft
in de aankondiging!

Het blijkt wel, alsof Satan en God lijken in Jezus
tot een soort balans geworden zijn
–  de wilde dieren en de engelen, ze zijn er beiden.
Zou het dan zó kunnen zijn?
Jezus is een doorleefd geloof toegevallen in zijn woestijnervaring:
hij heeft Satan leren kennen, en vertrouwt – toch! – God…

Doorleefd geloof is bij de wilde dieren zijn – en toch te midden van de engelen…
Zoals Jezus dus…

Zou een doorleefd geloof het Koninkrijk van God dichterbij brengen?
Jezus lijkt het wel te zeggen:
het momentum is vervuld,
en genaderd is het koningschap van God!-
bekeert u, en gelooft
in de aankondiging!
Geef de wilde dieren de ruimte – die nemen ze tóch wel.
Maar ga voor de engelen!
Leef van vertrouwen in Gods Liefde.

Komt het dan goed?
Dat weet ik niet.
Wel beter.
Geloof ik.
We gaan het horen – over veertig dagen.

Amen.