Ds. René van der Rijst, 1 april 2018

Exodus 14:15-31
Johannes 20:1-18

Zeven maal om de aarde gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zevenmaal om die éne te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde gaan.

Als het zou moeten – als het zou kunnen – zou je dan niet zeven maal om de aarde gaan, om die ene te groeten, die daar lachend te wachten zou staan?
Zou het ooit Pasen geworden zijn, als Maria van Magdala niet teruggekeerd was naar het graf? Als ze hem had laten rusten, als ze verder was gegaan met haar leven? Als ze gedacht had ‘dood is dood’.
Zou het verhaal verder zijn gegaan, als ze niet geloofd had. Al wist ze niet wat ze kon geloven, wat ze mocht geloven. Maar toch, iets als dat de dood het einde niet is. Dat God een God van levenden is.
Is hij weer levend geworden – of heeft zij hem levend gehouden?

Is geloven niet altijd geloven tegen beter weten in? De hoop vasthouden, lachen door je tranen heen. Weten dat het onmogelijk is, en toch… Zeven maal om de aarde gaan.
Voor wie, als Maria van Magdala, een geliefde hebben verloren, is Pasen misschien té mooi, ongelooflijk mooi. De dode die leeft. En toch… Ergens wil ik dat geloven – dat de doden niet dood zijn. Dat zij ons bijblijven, met ons meegaan. Dat het leven ons roept, telkens opnieuw. Dat het nooit te laat is om op te staan.

In een ander gedicht, ‘De hovenier’, vertelt Ida Gerhardt over de ontmoeting tussen Maria van Magdala en de Levende.

Eén Rembrandt kende als kind ik goed:
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was de hovenier.

En nòg laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en – wat terzijde – in stille schrik
die éne, zij die dacht als ik:
Het was de hovenier.

O kinderdroom van groen en goud –
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier.

Hij is de hovenier.

Vaak is gezegd, dat Maria van Magdala zich vergiste, dat zij hem niet goed zag door haar tranen.
In de interpretatie van Ida Gerhardt is hij de hovenier.
Ziet zij hem niet verkeerd – maar ziet ze hem beter.
Ziet ze wie hij is. Ziet ze wat hij is: de hovenier.
Nee, niet de tuinman, maar de hovenier. Hij die ‘hof houdt’ in de tuin. De hof van Eden.
De nieuwe Adam in het paradijs. Die de dieren roept bij hun naam.
Die straks Maria bij haar naam zal noemen.
De twee engelen, ooit door God aan de poort van Eden neergezet, om met vlammende zwaarden de toegang te versperren – die twee engelen hebben de hof, het graf, geopend nu.
De steen, de afsluiting, hebben ze weggehaald.
De poort van de dood geopend. Het paradijs opnieuw.
Hij wandelt in de tuin, in adamskostuum – het kleed van de hovenier, de tuinman.
Wachtend op de vrouw – zijn wederhelft – zijn Eva. Maria van Magdala.
Bruid van Christus. Vrouwe gemeente.
En ook, zeggen ze, gevallen vrouw. Vrouw met spoken in haar hoofd.
Wat doet het er toe, wie zij is?
Wat doet het er toe, wie wij zijn?
Eén ding slechts doet ertoe: dat hij haar roept. Dat zij hem terug vindt.
Liefde, trouw, sterker dan de dood.

Hij is de hovenier.
Hij is het die in haar, en ook in mij, het zaad van het geloof gezaaid heeft.
Een kiem van vertrouwen.
Hij is de hovenier in het tuintje van mijn leven.
Die de dorstigen laaft. De hongerigen voedt.
Die het zijn beminden geeft in de slaap –
zijn naam zaait in onze diepste dromen.
Vroeg in de morgen is het –
maar nog vroeger is hij erbij.
Als wij nog slapen –
als we niets zien en van niets weten –
is hij al aan het werk in de tuin van ons leven.
Werkt hij al aan een nieuwe lente, een nieuwe zomer.
Wie is er eigenlijk opgestaan? Is hij opgestaan, of mogen wij opstaan?

In het gedicht van Ida Gerhardt staat Maria wat terzijde – anders dan op het schilderij van Rembrandt, waar zij knielt aan Jezus’ voeten.
Ida Gerhardt vereenzelvigt zich met die plaats ‘terzijde’.
Alsof zij die plek van Maria in het centrum van Jezus’ aandacht niet in durft te nemen.
Alsof zij nog wacht tot ook zij bij haar naam geroepen wordt.

Ik herken dat wel – die schroom. Dat wat afwachtende.
Zal hij mij roepen bij mijn naam?
Zal hij mij noden in zijn tuin.
Zal hij onze hand vragen – kunnen, mogen wij dat zijn, bruid van Christus?

Het blijft moeilijk, vind ik, om niet buiten te blijven staan. Op de drempel van de tuin van God. Om Pasen – lijden, sterven én opstanding te zien als symbool voor wat gebeurt – in mijn leven. In uw leven.
Om te zien, te ervaren, hoe dat tuintje van je leven er soms wat dor en doods bij ligt.
En dan, ineens en zomaar, springen er ergens wat knoppen open.
Ligt er een fris, groen waas over je leven.
Gaat de zon schijnen. Hoor je vogels zingen.
En bloei je op.

Denk eens mee – wanneer was dat, dat je ineens opbloeide? Open bloeide.
Dat er ineens iets begon te rijpen.
Dat je groeikracht voelde, levenskracht.
Iets van ontroering.
Die zijn er toch, die momenten. Ook in uw leven. Of door iets wat om u heen gebeurde.
In de lente misschien. Maar het kan ook in de herfst zijn, of midden in de winter.

Er moet wel een hovenier aan het werk zijn, een tuinman.
Aan het werk in mijn leven. In uw leven.
Iemand die het zaad van de hoop gezaaid heeft.
Het zaad van passiebloemen of vergeetmenietjes.
Van duizendschoon – of van een eendagsbloem.

Ergens, zomaar, halen we ‘het’ dan toch maar vandaan.
Op de één of andere manier sta je dan toch weer op.
Alsof iemand ons bij naam en toenaam heeft geroepen.

Ik sta daar niet buiten. Wij staan daar niet buiten – buiten die tuin.
Buiten de tuin van opstanding en nieuw leven.
Het is in mijn leven, in ons leven dat ‘opstanding’ plaats vindt.
Telkens opnieuw.
Wanneer hij – de tuinman, de hovenier – haar naam noemt, Maria –
dan noemt hij mijn naam.
Dan noemt hij u en mij bij name.
Hij die ons kent bij onze naam.
Namen die geschreven staan in de palm van zijn hand.
In het boek van het leven.
Niet ten dode opgeschreven – maar geschreven in het boek des levens.
Ingeschreven in het verhaal van God met mensen.
Zoals een vader, een moeder, haar kinderen niet vergeten kan.
Niet vergeten zal.
Hier niet. En niet in de laatste hoven, de nieuwe tuin.
Als de dood niet meer zal zijn.