Ds. Theo Hop, 13 mei 2018

Ezechiël 36:22-2
Johannes 14:15-26

De bekende psychiater Sigmund Freud vertelde eens op een college voor studenten het volgende verhaal.
Het ging over een meisje van een jaar of acht. Die logeerde voor het eerst bij een tante. Nog nooit was ze alleen van huis geweest. Het was dus best spannend voor ouders en kind. De eerste avond toen ze naar bed was gebracht lag ze helemaal alleen in de donkere logeerkamer.
Kleine nachtlampjes, zoals je die vandaag de dag hebt, waren er in die tijd niet. Ze vond het zo donker. Daarom riep ze naar tante: ‘Tante, zeg eens wat, ik ben zo bang. Het is zo donker’. En tante, die in de kamer daarnaast zat, riep terug: ‘Waarom moet ik dan wat zeggen? Het blijft toch even donker?’ ‘Nee, als iemand praat, wordt het licht’.

Als iemand praat wordt het licht. Je kunt het je toch wel voorstellen;
dat een woord licht kan scheppen. Dat is te zeggen: Het blijft wel donker in de kamer, maar er gebeurt iets mysterieus. Het woord kan wonderen verrichten. Nu moet ik er nog wel iets bij zeggen. Als het een in liefde uitgesproken woord is.
Een liefdeloos woord had dezelfde uitwerking zeker niet gehad. Wat kan een woord een mens gerust stellen. Het kind wist nu dat het niet alleen was: Er was iemand met haar; het woord van liefde droeg haar door de nacht.

Ik denk dat velen deze ervaring best kennen. Als je geopereerd wordt
en je komt langzaam bij uit de narcose…; je bent nog niet in staat je oogleden te openen, want die wegen nog als lood……en dan de rustige stem te horen van iemand die je hand vasthoudt en zegt: Het is allemaal voorbij en alles is goed. Ja, dan onderga je het dat een mensenwoord macht heeft om het licht te maken; licht te scheppen.
Ook dat weten we wel. Dat je met woorden mensen licht kunt brengen,
op hun gemak kunt stellen; maar je kunt mensen er ook de stuipen mee op het lijf jagen. Wat kunnen woorden mensen ook verschrikken. Mensen kwaad doen. Beschadigen. Doden, misschien wel.

Hoe belangrijk is wat we zeggen.
Petrus schrijft in een van zijn brieven: ‘Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God’. Dus dat het woorden zijn die binnendringen in de ziel van een ander mens, en hem of haar van binnenuit verlichten.

Dat vind ik altijd zo mooi bij de Psalmen. Ook dat zijn woorden van mensen. En nu weet ik wel dat er ook in de Psalmen donkere woorden staan, maar die bedoel ik niet. Er staan zoveel goede woorden in de Psalmen. Woorden die licht geven; woorden die je goed doen; die je opbeuren.
Een mooi voorbeeld is Psalm 27, waar we de dienst mee begonnen zijn.
In deze Psalm zegt de Psalmdichter telkens weer dat hij niet bang is:
Ik ken geen angst, ik zal niet vrezen, ik voel me veilig, ik ben beschermd;
ik ben dapper en vastberaden.
Maar als je bij deze Psalm goed tussen de regels doorleest, ontdek je
dat de dichter doodsbang is. Dat hij niet weet waar hij het zoeken moet.
Hij is echt ten einde raad. Maar wat hij hóópt, waar zijn hart naar uitgaat, wat hij bidt … spreekt hij heel positief uit.
De goede woorden moeten hem opbeuren; moeten hem sterken en kracht geven. Psalmen zijn geen vrome woorden van heel gelovige dichters. Het zijn mensen als u en ik; met hun geloof en hun ongeloof:
dan weer zijn ze geïnspireerd; en dan weer spreekt het hen allemaal niet aan en zijn ze lauw en mat.
Veel Psalmen lijken vol te staan met hele gelovige uitspraken. Maar in de Psalm worden wensen en verlangens heel positief uitgesproken. En men hoopt en merkt dat de goede woorden al licht geven.
Daardoor verdwijnt er al iets van de angst, zoals bij de dichter van Psalm 27. Mijn hoge burcht is de Heer, niets kan mij deren, in zijn bescherming ben ik wel bewaard. En wat er ook gebeurt het is de Heer die mij behouden zal.
Ja, dat hoopt hij; deze woorden zeggen is deze woorden bidden.
De Duitse theoloog Bonnhoeffer noemde het Psalmboek ‘het gebedenboek van de Bijbel’.

Bij deze zondag , de zondag na Hemelvaartsdag, horen Johannes woorden dat Jezus tegen de zijnen zegt dat Hij hen niet als wezen zal achterlaten. Deze zondag heette dan ook altijd ‘Wezenzondag’. We begrijpen waarom dit gedeelte heel vaak op deze zondag wordt gelezen: Jezus zal de zijnen verlaten; met Hemelvaartsdag stonden we daarbij stil. Maar hoe gaat het dan verder?
Hoe zullen de volgelingen van Jezus in de wereld staan? Als een groepje bange mensen? Ontdaan, vol verdriet omdat ze Hem niet kunnen missen; omdat ze niet op eigen benen kunnen staan?

Zoals je heimwee kunt hebben naar de plek die je vertrouwd is,
zo kun je toch ook heimwee hebben naar de mensen waar je op steunde;
die veel voor je betekenen. Je kunt je leven niet voorstellen zonder hem of haar…

Zo komen de leerlingen van Jezus alleen te staan. Die ze altijd om zich heen hadden, hun inspiratiebron, wat hen dreef in hun leven…; Hij zal hen verlaten. Het lijkt net alsof Jezus hen hier nog wat goede raad geeft.
Als ik weg ben dan moet je … Ja, wat zegt Jezus dan? Dan moet je… Zullen we eens wat bedenken…? Wat zou Jezus gezegd kunnen hebben…? Dan moet je… een kerk stichten die de hele wereld omvat.
Een machtig bolwerk moet het zijn; een met veel rangen en standen…

Je moet te vuur en te zwaard… – het doel heiligt de middelen – agressief, fanatiek … met Jezus aankomen. Val ze er maar mee lastig … en als ze niet willen horen moeten ze maar voelen … de hele wereld móet in mij geloven… Jaag ze de stuipen maar op het lijf…; dreig maar met eeuwige straf als ze niet geloven…

En, dat volkje van mij geef dat maar een speciale behandeling. Als ze niet in me geloven zullen ze ervan lusten…

Nee,
Jezus spoort hen tot twéé dingen aan en die kun je niet scheiden: ‘mijn geboden bewaren’ en ‘Mij liefhebben’.

Wat zijn dat, ‘mijn’ geboden? Dat zijn privé geboden van Jezus? Of zijn dat de geboden van zijn Joodse geloof, waarvan Hij geen tittel of jota
af zal doen. Geen klein kommaatje zal Hij ze willen wijzigen. Dat zijn de geboden gegeven opdat het mensen wèl gaat; de woorden die mensen tot zégen willen zijn. De geboden samengevat in: God liefhebben en de naaste liefhebben. Aan elkaar gelijk, zegt Jezus. Je kunt ze dus niet
tegen elkaar uitspelen.
Bewaar mijn geboden. Zou dat zoveel kunnen betekenen als: Vind belangrijk wat Ik belangrijk vond … Zet je in voor wat Mijn levensprogramma was… Ga met wat Ik begonnen ben vérder.

Te groots? Heb ik te hoge verwachtingen? Maar Ik laat jullie niet als wezen achter. Ik kom tot u… ,

Ik ben gaan zoeken waar in de Bijbel ook ‘wezen’ worden genoemd.
In het boek Exodus. Daar bindt Mozes in naam van God het volk op het hart op te komen voor de vreemdeling, voor de weduwe en de wees.
Wanneer deze tot God om hulp zal roepen, zal God horen, want Hij is genadig. Hij zal het voor hen opnemen. Jezus zegt niet woordelijk hetzelfde, maar het klinkt wel zo: Wanneer je om hulp roept
het zal worden gehoord: ‘Ik kom naar u toe…’
Jezus heeft een spoor van zegen achter zich gelaten. Het Evangelie vertelt ons ervan en staat er vol mee. Waar Hij kwam bloeiden mensen op; konden ze weer verder; wisten ze zich weer geaccepteerd.
Vaak leefden mensen op; soms letterlijk. Natuurlijk, dát is het:
de geboden bewaren, elkaar liefhebben…!
Het komt er niet op aan hoeveel bekeerlingen je maakt; maar hoeveel mensen éven ervoeren dat ze uniek en waardevol zijn.
Dat die geest van Jezus over óns mag komen; óns mag vervullen.
Wat zal er dan een zégen van ons uitgaan.

Iemand zei dat eens zo: (Marinus van den Berg, Nationale Ziekendag 1992) Telkens weer word ik geraakt door de verhalen over de mens
in wie zoveel van God werd gezien: Jezus van Nazareth.
De mens die ging van stad tot stad met aandacht voor de mens langs de weg. De blinde die roept om aandacht. De vrouw die al zo lang ziek en uitgestoten was. De man die al bijna veertig jaar lag te wachten op aandacht. Niemand zag hem nog, totdat Hij kwam. Hij schonk hem aandacht en riep hem op. De verhalen over Hem vertellen van Zijn aandacht voor mensen, de gewonde, de kwetsbare voorop. Er gaat zoveel genegenheid en toewijding van Hem uit. Toegewijde is Hij.
Genegene. Zo vol van de Geest, die heelt, bemoedigt, zacht maakt wat verstard is, troost waar verdriet is. Hij was liefde die ziet, aan de lijdende mens niet voorbij loopt.

Voor mij gaat Zijn verhaal door overal waar liefde wordt gedaan,
mensen aandacht schenken aan elkaar, omzien naar de mens die zonder aandacht is, vergeten wordt, vereenzaamt.
We hopen dat dít geen einde zal hebben. Want wat is de wereld er slecht aan toe als mensen over elkaar heen lopen; elkaar het licht in de ogen niet gunnen; elkaar verdrijven of erger: ter dood brengen.
We hopen dat er altijd mensen zullen zijn die in de geest van Jezus,
in de geest van het Evangelie willen leven. Vandaag en alle dagen.

Dit woord wil licht geven. Mensen vervullen met blijdschap. Het duister verdringen. Laat het woord klinken; sta er open voor; leef ermee. Vandaag; al uw dagen.
Amen.