Ds. Wessel Westerveld, 22 april 2018

Johannes 10:11-16

Afgelopen woensdagavond hebben we tijdens een bijeenkomst van de gespreksgroep Sandwich – ooit opgericht voor mensen in de Sandwich tussen ‘kinderen net volwassen en de zorg voor de bejaarde ouders’ – deze tekst bij wijze van preekvoorbereiding besproken. Het blijkt een tekst te zijn die met zijn beelden direct en herkenbaar aanspreekt.
Ik vroeg naar de beleving en er klonken woorden als geborgenheid, rust, vertrouwen, liefde, omarming, ontferming, herkenning, nestgeur, maar ook: arrogantie…- wat een hoge dunk van zichzelf, die Goede Herder en wat een wantrouwen jegens de huurling…

Sommigen hebben als kind zelf ooit een kudde geweid – het was dan weliswaar op een goed omheind grasveld, maar toch, als je 8 jaar bent en je krijgt de opdracht de kudde schapen te weiden – dan is dat een dankbare intense ervaring…

Anderen – vooral zij die zijn opgegroeid op een boerderij of platteland – weten letterlijk van schapen dat ze leiding nodig hebben, want het lijken dan wel volgzame kuddedieren, eigenwijs kunnen ze ook zijn…

Tussendoor: dat geldt natuurlijk ook voor mensen… dus…
een Goede Herder, graag!
Mensen als schapen die laveren tussen eigenheimer – dat ene eigenwijze schaap dat over het hek springt en verloren raakt van de kudde…
en kuddedier – die grote slaafse groep schapen die zich willoos laat bijeendrijven door zo’n klein schaaphondje…
Zowel het ene uiterste als het andere zijn onwenselijk.
De eigenheimer?
Dat maakt vast eenzaam,
misschien kun je het ook sociaal onaangepast noemen.
Dus voor de eigenheimer – het afwijkende schaap – graag een Goede Herder, eentje die je kent, die je helpt je te verbinden aan de kudde…
zodat het schaap niet verwordt tot een ‘lone Wolf…’
De andere kant: het kuddedier…
Dat roept in extremis beelden op van één volk, één rijk, één leider
– en dan in het Duits, maar we weten allemaal dat het evengoed een andere taal kan zijn natuurlijk.
Ook nu hoog tijd voor een Góede Herder… en dappere eigenzinnige schapen…

Wij mensen kunnen ons dus best herkennen in die schapen,
uit welke hof dan ook, tussen eigenheimer, zwart, beter: afwijkend schaap, huppelend onbezonnen lammetje en kuddedier.
Als zodanig hebben we leiding nodig – of sturing, of ‘een bezielend verband’.
Iets of iemand boven ons gesteld,
die los staat van onze persoonlijke grillen en grollen, wensen en verlangens,
die de individualiteit overstijgt en ervoor zorgt,
dat we niet als los zand maar wat ronddwalen,
met het gevaar dat de wolf ons doodbijt en opvreet, of dat we er zelf een worden,
maar die óók als dat nodig is,
net dat ene verloren schaap boven de groep stelt.

Volgens mij schreef Dostojevski ooit:
“Als God niet bestaat is alles toegestaan”,
met andere woorden: om te voorkomen dat de mens de mens tot wolf wordt,
is een verbindend, bezielend verband nodig.
Wat Dostojevski betreft God,
wat de evangelist Johannes betreft De Goede Herder – nauw met God verbonden
wat de meerderheid van het Nederlandse volk betreft: de grondwet,
wat de kleuter betreft in het drukke gezin mama of papa…

Terug naar woensdagavond.
Doorpratend kwamen we op de vraag: waar haakt dit verhaal aan op jouw leven?
Soms blijkt het heel dicht bij te staan – mensen herkennen zich in de schapen:
een kwetsbaar prooidier, volgzaam, leiding nodig…
Iemand herkende zichzelf in de Goede Herder, waar het gaat om de zorg voor allen die deze persoon in liefde zijn toevertrouwd. Maar ook identificeerde zich iemand met de huurling:“ik heb ook wel eens iemand verraden – ben ook weleens niet loyaal geweest”. Spannend is ook de vraag: waar zijn we wolf geweest…?
We hebben daarover uitgewisseld – en soms was dat best persoonlijk, dus dat laat ik verder in de geborgenheid van de huiskamer waar we woensdagavond te gast waren.

Maar het blijkt in elk geval dus een verhaal, dat aanspreekt.
De beelden zijn helder en zeer bijbels – neem psalm 23 De Heer is mijn herder – en de rollen ook.
Centrale notie is ééntje van troost en kracht: van gekend-zijn.
Of gezien zijn – niet in de zin van: je bent erbij!
maar in de zin van: jij hoort erbij – ik zie je.
De Goede Herder – dichtbij God – kent zijn pappenheimers (nestgeur!)
Christus als de Goede Herder – in de beeldspraak van de tekst
is dan de herder – de leider – die jou, mij, de ander en iedereen van de kudde – ook van de andere hof – kortom: de mensheid, zal leiden en kennen.

En hier is natuurlijk de wens de vader van de gedachte.
Kennen zoals psalm 139 daarover spreekt.
In leven en sterven, enzovoorts enzoverder…
Leiden zoals de Eeuwige ons leidt:
als de Goede Herder naar grazige weiden enzovoorts enzoverder…
Als dat eens waar mocht worden…(!)
Als we allen eens zó verbonden zouden zijn…

Nou, houdt goede moed, want de lezing eindigt met de woorden:
“ze zullen horen naar mijn stem
en het zal worden: één kudde, één herder”

Okee…maar dat vind ik ook wel weerbarstig…
want hoezo horen naar de stem van Christus?
Zovelen horen naar andere stemmen, andere geloven, andere overtuigingen.
En hoezo: één kudde, één herder?
De mensen zijn zo verdeeld, ze worden tegen elkaar opgezet,
er is bij lange na geen eenheid, geen verbondenheid…
De praktijk kortom is toch heel anders en ik zie nog niet gebeuren, dat dit waar wordt:
“ze zullen horen naar mijn stem
en het zal worden: één kudde, één herder”
En toch is het ook een prachtig statement van vertrouwen
– maar dan moet ik het net even anders lezen.
Niet zozeer als een profetische voorspelling, want zó gaat het volgens mij echt niet worden.
Maar leven zonder de hoop dat het die diepe verbondenheid ooit aan het licht zal komen,
is ook geen opwekkende levensinstelling…
Daarom lees ik deze woorden méér als een uitnodiging om zelf
mij in te spannen om op deze profetische wijze te kijken naar de wereld en de mensen.
Dus zoeken naar wat mensen op een goede wijze verbindt,
herkennen waar mensen – ikzelf ook als ff kan… – voor elkaar instaan,
in de woorden van het evangelie “lijf-en-ziel geven voor elkaar”,
– want dáár klinkt de stem van God.
Dáár ís het één kudde en één herder.

Dus lees deze woorden van Johannes
“ze zullen horen naar mijn stem
en het zal worden: één kudde, één herder”
als een aanmoediging om sporen van verbondenheid op te diepen,
sporen van God,
sporen van het diepste niveau waarop mensen – hoe verschillend ook – zijn verbonden.
Op het niveau van God, ons fundament,onze Schepper,
op het niveau van de wortels – waar het leven begint en gevoed wordt.

Wie dit prachtig heeft verwoord, is de Chinese dichter Ai Qing,
overleden in 1996, monddood gemaakt door het communistisch regime,
en wiens zoon Ai Weiwei nu China’s bekendste beeldend kunstenaar en dissident is.

Bomen

Een boom, en nog een boom
elk voor zichzelf, elk stram rechtop,
en de wind en de lucht
die vertellen hoe zij elk apart staan.

Maar onder het dek van de aarde
spreiden zij wijd hun wortels
en in de onzichtbare diepte
knopen zij wortels aaneen.

Dus het leven van de wijnrank en de zoete druiven en van de taxus en zijn giftige besjes,
van de eik met zijn eikels en de appelboom met zijn oogappeltjes,
het leven van jou, dat van jou, dat van die ander en ook van die ander,
het staat soms elk voor zichzelf, elk stram rechtop, zoals de dichter het verwoordt,
en – vrij door associerend – het staat elkaar ook naar het leven,
de een en de ander – soms zijn we als die wolven voor elkaar,
Maar onder het dek van de aarde
spreiden zij wijd hun wortels
en in de onzichtbare diepte
knopen zij wortels aaneen.

Verbonden zijn we – van welke hof ook:
één kudde, wij mensen,
en één Herder: het leven zelf.

Amen.