Ds. René van der Rijst, 10 juni 2018

Job 2

 

Inleiding
Er was eens, in het land van Uz… Zo begint het verhaal van Job.
Een verhaal – laat dat duidelijk zijn, geen geschiedenis. Een verhaal uit de wijsheidstraditie, dat niet wil vertellen ‘zo zit het’ en ‘zo hoort het’, maar dat op zoek is naar wijsheid.
Als het kwaad goede mensen treft – wat dan? Hoe ga je daarmee om? Wat zou jij doen?
We zien het om ons heen gebeuren – misschien wel heel dichtbij. Het brengt, soms, ook ons geloof aan het wankelen – waarom, hoe kan de goede God dat toelaten…
Er was eens in het land van Uz… Job is sprookjesachtig rijk – en nog een goed mens ook. Of nee, andersom: hij is een goed mens en daarom is hij fabelachtig rijk. Want wie goed doet, goed ontmoet. Wie goed doet, is een gezegend mens.
Is dat zo? Nee, helaas niet overal en altijd– en dat weten de vertellers van Job natuurlijk ook. Maar zo zou het moeten zijn. Dat zou mooi zijn, als goedheid beloond werd, als je rijk werd door vroom en oprecht te zijn. Helaas is het maar al te vaak omgekeerd. Goede mensen zijn rijk – maar niet alle rijke mensen zijn goed.
Dan verplaatst het toneel zich naar de hemel, waar God hof houdt als een Oosterse potentaat te midden van zijn hovelingen. Ook de Satan komt op audiëntie. ‘Waar heb jij gezeten,’ vraagt God.
Vaak worden licht en donker, goed en kwaad, tegenover elkaar geplaatst als twee machten die elkaar zo ongeveer in evenwicht houden, maar hier heeft de Satan niet zoveel in te brengen. Blijkbaar vindt God het niet eens nodig hem in het oog te houden. Zoveel kwaad kan hij niet.
Dan begint God een beetje op te scheppen: ‘Heb je Job wel gezien? Heb je wel gezien wat een goede vent dat is?’
‘Ja, kunst,’ zegt de Satan, ‘als je alles hebt wat je hartje begeert, dan zou ik u ook elke avond op mijn blote knietjes danken.’
‘Nee,’ antwoordt God,’ Job is werkelijk oprecht, een vroom en goed mens. Dat hangt niet van zijn rijkdom af. Hij is niet goed omdat hij rijk is, hij is rijk omdat hij goed is.’
De duivel – dwarsligger, kwaadspreker, aanklager, dat stemmetje dat fluistert ‘je kunt niemand vertrouwen, zelf ben je trouwens ook niet veel waard’ – de duivel is niet overtuigd.
Maar God zegt: ‘Zullen we wedden?’
Volkomen bizar natuurlijk. Stel je voor: God en de duivel die dobbelen over onze hoofden heen.
Ware het niet, dat niet Job, maar God zelf de inzet van die weddenschap is. God zet zichzelf op het spel. Als Job toch niet zo vroom blijkt te zijn, verliest God.
God wordt neergezet, zoals gezegd, als een Oosterse potentaat, die hemelhoog verheven troont. Maar hij ziet Job – waar een beetje potentaat geen oog heeft voor zijn onderdanen. En hij zet zijn eigen positie op het spel – wat geen potentaat zou doen. Denk, bijvoorbeeld, aan Assad, die zijn onderdanen offert om de macht te houden. Geen haar op zijn hoofd die erover piekert zichzelf op het spel te zetten. God wel. God maakt zich afhankelijk van Job. Als Job van zijn geloof valt, valt God ook van zijn voetstuk. Zozeer gelooft God in mensen. Meer dan wij in God geloven, gelooft God in ons.
De Satan mag zijn gang gaan – God heeft alle vertrouwen in Job. Jobs geloof is niet afhankelijk van zijn rijkdom, gelooft God.
En pats, pats, pats – Job raakt alles kwijt. Maar niet zijn geloof…
Maar zo snel geeft de Satan het niet op. Nu volgt de tweede ronde.

Overweging
Waar hangt je geloof vanaf? Wat zou jouw vertrouwen aan het wankelen brengen?
Als je je gezondheid nu eens kwijtraakte?
Gezondheid… Eén van onze grote afgoden, waar we met elkaar ieder jaar weer miljarden aan offeren. ‘Als je maar gezond bent, dat is het belangrijkste,’ ik hoor het mensen nogal eens zeggen. We wensen elkaar een gezond nieuwjaar. En als ik vraag, ook aan jullie, ‘hoe gaat het’, dan krijg ik vaak een medische update. Sinds ik dominee ben, heb ik heel wat geleerd over allerlei ziektes. Meer dan eens word ik, per ongeluk, ‘dokter’ genoemd. Er zijn mensen die me van alles vertellen over hun lichaam – en als ik niet uitkijk, moet ik naar wonden, littekens, hechtingen kijken – maar als ik dan vraag ‘maar hoe is het met je ziel’ – dan blijft het soms akelig stil.
De Satan heeft ons aardig door: rijkdom, bezit, we kunnen uiteindelijk wel zonder.
Overigens, Job raakt ook zijn kinderen kwijt, maar die hoorden in die tijd bij je bezit.
Maar onze gezondheid – daar moet de duivel afblijven… Als je dat kwijtraakt…
Maar is dat zo? Hangt ons geluk af van onze gezondheid?
Ik zelf vind het veel treuriger, dat mevrouw Job hem in de steek laat en met verwijten komt: ‘Wat heb je nu aan al je vroomheid?’ Tot zover een gelukkig huwelijk. Als het tegenzit, gaat ze ervandoor. Maar liever de liefde, dan gezondheid, wat mij betreft.
Liever mensen om je heen die je steunen – zoals de vrienden van Job (al blijken dat, verderop, niet zo heel goede vrienden, maar dat is het volgende verhaal) – liever goede vriendschap, dan gezondheid.
Liever vertrouwen in de toekomst, geloof dat het goed zal komen, hoop op beter – dan gezondheid.
Nee, het is niet onbelangrijk, gezondheid – maar het belangrijkste?
Hoe is het met je ziel? Wat bezielt je?
Het verhaal van Job biedt geen verklaring voor het kwaad. Het vertelt niet, waar het vandaan komt. Het vraagt: hoe ga je ermee om?
Als het aan de buitenkant stormt, als je bezit wordt weggevaagd, je gezondheid je in de steek laat – wat doet dat dan met je binnenkant? Heb je dan ergens een bron om uit te putten, om het vol te houden, om te blijven vertrouwen?
Als het buiten stormt, is er dan iets, dat voorkomt dat de wind ook jou wegblaast? Waar hangt je leven vanaf?
Natuurlijk beroert het ook onze ziel, als we kwijtraken wie of wat ons lief was. Als onheil ons treft – wie weet waarvandaan. Als het leven stokt, tot stilstand komt. Natuurlijk roept dat vragen en twijfels op. Je zou geen mens zijn, als het je niet raakte.
Maar raakt het ook je diepste vertrouwen? Is er iets, dat je ondanks alles gaande houdt?
Of dan toch, uiteindelijk, weer op doet staan.
Krijgt de ‘Satan’, de kwaadspreker vat op ons? Dat stemmetje, wie weet waarvandaan, dat zegt: ‘Je bent niets waard.’ Of: ‘je verdient het, al die ellende.’ ‘Natuurlijk houdt er niemand van jou, wie ben jij nou helemaal?’
Er zijn mensen, die die stem zo vaak en zoveel horen, dat ze zijn gaan geloven, dat het de stem van God is. Die geloven, dat het God is, die hen klein houdt, de grond in trapt, niets van hen wil weten.
Daarom doen we hier aan zielzorg.
Zielzorg – dat is steeds opnieuw luisteren naar God, die ons influistert: en toch geloof ik in jou. Zie je, ik hou van je – ik leg mijn wereld in je handen. Doe er iets moois mee.
Zielzorg, dat is aandachtig leven – ieder sprankje licht opvangen en bewaren. Ieder spoor van liefde, van goedheid koesteren. Oor en oog hebben voor Gods Geest, die door de wereld gaat, die in jou woont – en de spoken en het spinrag wegblaast. Zodat er ruimte komt. Zodat je weer weet: ergens is een plaats voor ons.