Ds. René van der Rijst, 19 augustus 2018

Marcus 7:31-37

‘Hoor Israël, De Heer is onze God, de Heer is één.’
Dit is de ‘geloofsbelijdenis’ van Israël.
Hoor! Want geloven komt van horen zeggen.
Van horen wat je niet kunt zien.
Van wat je opvangt in de veelheid van geluiden.
Geloven gaat over wat je gezegd wordt. Over woorden.
Woorden die je hart raken, een weg wijzen.
Misschien klinken er zulke woorden, vandaag. In een lied, een gebed, een tekst.
Een paar woorden die je meeneemt, die blijven hangen. Die voor jou bedoeld lijken te zijn.
De rest mag je vergeten.

Hoor Israël!
Maar deze man kan niet horen. Zijn oren dichtgestopt. Zijn hart van leegte zwaar.
Hij kan Gods stem niet horen. Hij hoort God niet spreken: ‘Ik heb je lief. Jij mag er zijn. Ik zal er zijn voor jou.’
Hij kan niet horen hoe God zijn geloof in hem uitspreekt.
En ook kan hij Gods stem niet zijn. Hij kan niet spreken – in Gods Naam. Doofstom.
Diegenen onder u wier oren langzamerhand niet meer zo goed zijn, kunnen zich er iets bij voorstellen. Hoe dat is, als gesprekken langs je heen gaan.

We hadden zo’n jongen op de club van de kerk. Ik zal een jaar of tien geweest zijn.
Zijn naam ben ik vergeten. Maar wel is hij de enige die ik me nog herinner van die club.
Omdat hij anders was. Doof vanaf zijn geboorte sprak hij moeizaam. We hadden het geduld niet om te wachten tot hij uit zijn woorden was gekomen. We gingen hem een beetje uit de weg, omdat we niet wisten hoe we met hem moesten communiceren.
We waren, bedenk ik nu, tamelijk wreed voor hem, zoals kinderen wreed voor elkaar kunnen zijn. Nooit vroegen we ons af hoe het zou zijn om in zijn schoenen te staan.

Zo’n jongen wordt bij Jezus gebracht.
En Jezus… Jezus communiceert met hem.
Hij neemt hem apart: het gaat om jou nu. Ik ben er voor jou.
Hij steekt zijn vingers in de oren van de man, raakt zijn tong aan, zucht.
Gebarentaal. Je oren zitten dicht. Je tong is verdroogd. Ja, dat is erg.
Ik stel me voor, dat die man zich op dat moment begrepen voelt.
Eindelijk iemand die naar hem luistert. Die hem ziet.
Alsof zijn hart van slot gaat. Alsof zijn mond ineens overstroomt van waar zijn hart vol van was.
Een wonder.
Hij was buitengesloten uit de communicatie. Nooit kon hij zeggen, wat hij op zijn hart had. Nooit kon hij meedoen aan gesprekken, hoorde hij, wat anderen tegen hem zeiden.
En nu is er iemand die tijd en aandacht voor hem heeft. Met hem praat. Naar hem luistert.
Misschien is dat het echte wonder, als mensen met elkaar in gesprek komen.

Jezus verbiedt de mensen erover te praten.
Waarom?
Misschien omdat hij niet bekend wil staan als wonderdokter.
Wil hij niet, dat mensen geloven, omdat ze gezien hebben.
Geloven gaat immers niet om buitengewone wonderen, maar om alledaagse wonderen. Mensen die naar elkaar luisteren, elkaar verstaan. De goede woorden weten te vinden.
Misschien ook wil Jezus, dat die man zijn eigen verhaal vertelt – en niet dat iedereen over hem praat. Alweer. Dat deden ze immers altijd al: over zijn hoofd heen praten. Over hem praten, niet met hem.
Hij verbiedt de omstanders erover te praten.
Maar ze luisteren niet.
Je kunt oren hebben en toch niet luisteren.
Een mond, en toch niets te zeggen hebben.
De man die nooit kon spreken, mag nu het woord voeren.
Degenen die hun mondje altijd al konden roeren, moeten nu zwijgen.
Maar ze luisteren niet. Ze beginnen gelijk te twitteren: ‘wat we nu hebben gezien…’
Het is bijna grappig: de dove hoort, de stomme spreekt, de mensen aan wiens oren niets mankeert, luisteren niet. Zij die altijd al kunnen spreken, zeggen niets zinnigs.
En daar ging het juist om. Daar begint het allemaal mee. Want wie niet luistert, heeft ook niets te zeggen. Wie de ander niet hoort, zal ook God niet horen spreken.
Bidden begint, geloof ik, met luisteren. Gebed is ons bescheiden antwoord op de onvoorstelbare verrassing van het leven. Het is acht slaan op het wonder van het bestaan.
Bidden is aandachtig leven – luisteren naar wat de wereld jou te zeggen heeft, wat God jou te zeggen heeft.
Misschien is goed kunnen luisteren wel een groter wonder, dan de juiste woorden kunnen vinden. Misschien is wat ontbreekt in onze wereld, waarin zoveel geroepen wordt, wel vooral dat: mensen die luisteren.
Misschien gaat het er niet om of wij geloven en wat wij geloven, en al helemaal niet over wat wij van God denken en over hem zeggen – maar dat we leren luisteren.
De theoloog Dietrich Bonhoeffer heeft ooit voorgesteld om het woordje ‘God’ maar eens een tijdje niet te gebruiken. Omdat het zo besmet is geraakt. Omdat er zoveel over God gekakeld wordt. Misschien moeten we eerst opnieuw leren luisteren – de stilte tot ons laten spreken – zodat God opnieuw aan het woord kan komen.