Ds. Wessel Westerveld, 5 augustus 2018

Exodus 7: 8-13
Johannes 10:11

Inleiding
Vandaag gaat het over G’d.
En niet zo’n beetje ook – het gaat over een kant van G’d, die we al heel lang onderbelichten:
Over de G’d die zijn tanden laat zien.
Van Ruler – bekende theoloog – zei het ooit mooi:
G’d gaat ruiger met ons om dan ons lief is.
Dus nu even geen ‘zoete koekjes-G’d’
niet de G’d van de mantel der liefde,
niet de God als de stoplap voor al onze trauma’s en gemis,
maar een G’d die stevig uitpakt.
Woedend worden kan – ziedend.
In de plagen die Hij uitstort over Egypte blijkt dat (zie Exodus 7 en verder)
Dus:  God nu niet van zijn liefste kant belicht.

Overweging
God is geen softie, geen watje –
althans, niet in deze verhalen uit Exodus.
Hij laat zich kennen als een God die doorbijt als het nodig is.
Tien keer, als het nodig is.
Bloedrivier,
kikkers,
luizen,
steekvliegen,
veepest,
zweren,
hagel en donder,
sprinkhanen,
duisternis
en – tenslotte, de klap op de vuurpijl, de letterlijke doodssteek:
dood der eerstgeborenen…

Dat staat allemaal te gebeuren.
God treft geen halve maatregelen.
Geweld wordt niet geschuwd;
een dode meer of minder doet niet ter zake…
Onze God is een machtig en soeverein God, zo lezen wij hier in deze verhalen:
zodat we het weten zullen: er is er maar EEN de baas – de ENE!

En het zal gaan zoals de ENE het voor ogen heeft:
mensen zullen vrij zijn, koste wat kost!
De ENE,
sterker, groter, machtiger
dan alle andere goden, godjes, halfgoden en farao’s bij elkaar –
kun je dan ook beter voor je hebben dan tegen je.
Een onverbiddelijk God:
Laat mijn volk gaan!
‘Let my people go!’
En dat hebben ze in Egypte wel geweten.

Dat het verhaal zo gaat aflopen, dat hebben we al gehoord in het stuk dat we hebben gelezen.
Over de staf van Aäron en die van de farao.
Staf, symbool van je macht.
Voor Mozes en Aäron een herdersstaf
– een staf die schapen helpt hoeden tegen hongerige wolven,
die de kudde uitleidt uit woestijnen naar bronnen van water en grazige weiden,
de staf waarmee door de zee – de dood – een doortocht wordt gebaand,
de staf die helpt zoeken naar dat ene, vermiste, verdwaalde schaap,
de staf die zich laat leiden door noties van gerechtigheid,
vrijheid en ‘ieder mensenkind beeld van de ENE’,
Daartegenover staat farao met zijn staf.
Zijn persoonlijke staf van wijzen, magiërs en tekenduiders,
die ingezet zijn voor een rijk, waarin een mens niets meer is
dan een momentje in de oneindige kringloop van noodlottigheid,
waarin farao God representeert,
waarin alles vastligt,
waarin  een mensenleven meer of minder niet ter zake doet,
want de mens is niet de kroon der Schepping,
maar slechts een onbeduidend radertje
in de onomkeerbare cirkel van eeuwigdurend terugkerende gebeurtenissen.

Dus die staven die met elkaar in gevecht gaan in een soort Harry-Potterachtige act,
die gaan niet over een trucje,
die gaan over een strijd tussen de Ene en die Andere, farao,
die gaan over een strijd tussen twee botsende werelden en twee botsnede mensbeelden.

Een strijd van een wereld van de mens als ‘noodlot’, machteloos, met wie van alles gebeurt
en waarin jouw bestaan helemaal niet ter zake doet – de wereld van de farao,
met die wereld van de ‘mens als iemand die handelt,
die, zoals het Engels zegt: ‘can make a difference’ – de wereld van de ENE.

Een strijd tussen het beeld van de mens gevangen in een meedogenloze kringloop,
als slachtoffer overgeleverd aan de grillen van de goden,
tegenover het Bijbelse beeld van de mens die ‘geschiedenis’ kan schrijven,
de mens die tot verantwoording wordt geroepen,
al in het eerste Bijbelboek: mens, waar ben je? Waar is je broeder?

Een strijd tussen het beeld van de mens waarvan de één meer waard is dan de andere
tegenover het Bijbelse beeld van de mens die elk een beeld van God is.

Dáár gaat het in onze tekst – en daarover gaan die tien slagen –
het kost tien slagen om de wereld van farao tot zwijgen te brengen.
Net wat meer dus dan ‘een goed gesprek’…

Tien Slagen.
Da’s geen toeval.
De eerste cadans van Tien in de Bijbel vinden we in het scheppingsverhaal.
Dat begint met chaos, en dan spreekt God:
Tien maal wordt gezegd ‘God sprak’ – en het was goed!
Er wordt tien maal ‘Ja’ gezegd tegen wat ‘goed’ was en naar zijn bedoeling.

De tweede cadans van tien is hier, bij de tien slagen.
Tien keer klinkt als het ware:
farao, Egypte, zo moet het niet!
En het eindigt met chaos
– het loopt letterlijk dood met Egypte, met het wereldbeeld waar Egypte voor staat.
De eerstgeborenen sterven…

En de dood van Egypte maakt ruimte voor het leven naar Gods bedoeling – ruimte voor Gods volk.
Er komt een doortocht door de dood – de Schelfzee.
En het bevrijde volk ontvangt bij de Sinaï de derde ‘Tien’-cadans: Tien Woorden.
Met als gedachte: zó moet het, mensen!

Dus Tien Slagen.
En elke plaag symboliseert dat het wat de ENE betreft beter leven is
onder de Staf van Aäron en Mozes dan onder die van Farao.

Ik pak er een paar uit:

Neem de kikkers:
Kikkers staan voor twee zaken:
voor onreinheid en boze geesten.
Met de kikkers wordt gezegd: het is niet best met de wijze waarop men hier mens is.
Maar kikkers staan ook voor vruchtbaarheid.
Farao was bang voor de Hebreeën,
want die waren zo vruchtbaar als kikkers, zou je kunnen zeggen,
ze breidden zich maar uit en uit,
nou, kikkers kan ie dan krijgen, tot in zijn slaapvertrek aan toe
– de plaats waar vruchtbaarheid wordt gepraktiseerd, zal ik maar zeggen.
Er zit ook gein in, humor, in deze plaag.

En neem de duisternis: de ENE zet die Andere God gewoon uit!
De zonnegod Ré, waarvan Farao een zoon is,
wordt simpelweg verduisterd.
Met dat dit gebeurt, wordt ook heel treffend de levenswijze van Egypte onthuld.
Want er staat dan: “Niemand zag meer zijn broeder”
– dat is eigenlijk geen nieuws voor de wereldbeeld waar Egypte voor staat
– daar worden broeders niet gezien.
En het staat lijnrecht tegenover de ENE die zegt: mens, waar is je broeder?

En tenslotte, die toch wel plastische dood van alle eerstgeborenen.
Nou ja, farao begon zelf hiermee.
Ook hier wordt farao een spiegel van zijn eigen handelen getoond,
of, met andere woorden: krijgt hij een koekje van eigen deeg.
Maar het gaat natuurlijk om waar ‘eerstgeborene’ voor staat:
God keert zich in de tiende slag
tegen de destructieve levenswijze in Angstland Egypte.
De eerstgeborenen zullen sterven.
Eerstgeborenen kun je namelijk zien als de re-producenten.
Zíj die de bestaande orde schragen en reproduceren.
Zo vader, zo zoon, een hierna-nog-maals.
Dat moet stoppen!
De wereld waarvoor in dit verhaal Egypte symbool staat, moet dood.

Zo bezien is het een prachtig verhaal, dat ‘tien-slagen-verhaal’.
En legt de Schrift zichzelf prachtig uit.

(…)

En wij?

Welke God is ‘the One for me’?
De God van Egypte?
Geloof ik in de noodlottigheid en onomkeerbaarheid van het leven?
Laat ik het toe, dat ik cynisch word,
als steeds opnieuw blijkt dat de rijken zichzelf verrijken ten koste van de armen?
Laat ik mij afstompen bij het zien van beelden
van verzopen vluchtelingen of gebombardeerde Syrische kinderen,
of, dichterbij, van de zwervers en thuislozen in onze eigen straten?
Het is soms ook niet te tillen – ieder mens heeft toch ook zijn eigen kruis!
En natuurlijk: “we kunnen nu eenmaal niet voor iedereen zorgen”…
Dat klopt ook gewoon.
Maar leg je je dan willoos neer bij een “alles gaat nu eenmaal gaat zoals het gaat”?
Soms kan het goed zijn om te kunnen dragen, wat je toch niet kunt veranderen,
“het gaat zoals het gaat” – je moet het ermee doen,
maar “het gaat zoals het gaat” kan ook een dooddoener worden die je passie uitdooft
en je verlamd en depressief achterlaat…

Welke God is ‘the One for me’?
De God van Egypte?
Geloof ik, dat het leven van de ene mens méér van waarde is dan dat van de andere?
Bijvoorbeeld al naar gelang iemand opbrengt voor de economie?
Of al naar gelang iemand iets gelooft of juist niet?
Of al naar gelang iemand iets kost?
Misschien is ons ‘Egypte’ vandaag de dag wel de Mammom.
Alles wordt uitgedrukt in geld…
Oude mensen kosten de gemeenschap…
Zieke mensen kosten de gemeenschap…
Vluchtelingen kosten de gemeenschap…
Files kosten dagelijks…

Welke God is ‘the One for me’?
De God van Egypte?

Of: de ENE?
Ga ik, als het moet door de zee, achter de staf van Mozes en Aäron aan?
Ga ik voor en met die ENE?
Die ENE van ‘mens, waar is je broeder?’
Geloof ik dat ik een verschil kan maken?
Vind ik het geloof ‘wie één mens redt, redt de mensheid’ niet naïef?
En wat betekent mijn keuze in mijn dagelijkse leven?
Welke partij zal ik dan stemmen?
Hoe ga ik dan met de Schepping om?
Hoe sta ik dan in het leven?
Hoe kijk ik dan aan tegen mijn relaties?

Welke God is ‘the One for me’?
De God van Egypte?
Of: de ENE?
Ik noem zo maar een aantal vragen – er zijn er nog veel meer.
En ik geef geen antwoorden, dat moet u zelf doen, of niet.

In elk geval,
ik geloof, dat die ENE,
Van Aäron, Mozes en van Jezus Christus
De goede Herder,
zo gek nog niet is…

Amen.