Ds. Wessel Westerveld, 23 september 2018

Marcus 8:27-29

Wie ben ik? Hoe weet ik dat? Wie heeft mij dat verteld? Wie ziet dat?  Wie kent mij?
Het is een ingewikkelde materie…
en het wordt helemaal lastig, als ik deze vraag stel aan mijzelf.
Wat ik overigens wel eens doe, en u misschien ook wel.
Het is zelfs hip, volgens mij vandaag de dag – het is in:
Ontdekken wie je bent – op zoek zijn naar jezelf.
Jezelf de vraag stellen: wie ben ik?

Van een goede vriend kreeg ik eens een schilderijtje met de tekst:
Ontdek wie je bent en wees het dan expres
Hij ’s fijn,
ontdek wie je bent en wees het dan expres
het doet denken aan die oude spreuk ken uzelf
bij het orakel van Delphi in het oude Griekenland, toegeschreven aan Socrates,
Ontdek wie je bent en wees het dan expres,
veel mensen zijn er volop mee bezig,
zichzelf te worden,
zelfontplooiing,
zelfverwerkelijking,
ontdekken wie ze zijn om het vervolgens expres te wezen…

En tóch blijft ‘ie verrekte ingewikkeld,
op zoek zijn naar jezelf,
want wie is dan op zoek naar wie?
Het blijft verrekte ingewikkeld om ‘jezelf te worden’,
want wie anders dan jezelf kun je zijn?
Je hoeft het niet te worden – je bent het al!
Het blijft verrekte ingewikkeld
om jezelf te ontdekken en het dan expres te wezen,
want hoe kun je expres zijn wie je bent –
je kunt toch alleen maar zijn wie je bent?
Welk zelf kan ooit zijn diepste zelf  ontdekken –
het is toch als een slang die in zijn eigen staart bijt?
Of als die schipper die vooruit wil komen en dan maar heel hard in zijn eigen zeilen gaat blazen…

Dus hoe meer ik die vraag hoor, proef, bekijk, aftast en besnuffel,
des te moeilijker wordt ‘ie…
Wie ben ik…(?)
Het is een duizelingwekkend onmogelijke vraag, eigenlijk…
Wie ben ik…

Kijk, ik kan best zeggen hoe ik heet,
van wie ik er eentje ben,
wat ik doe voor de kost,
waar ik woon,
wat mijn hobby’s zijn,
hoe mijn kinderen heten,
dat ik getrouwd ben,
dat ik graag op de bank een beetje voor mij uit staar,
en dat ik helaas een Opel heb, maar gelukkig ook motorrijd,
en dat ik – maar dat vertel ik liever niet, hahaha – enzovoorts…
dus – ik kan best beschrijven wat op de een of andere manier allemaal met mij heeft te maken,
maar wie ik ben?
Ja, gewoon…
ik ben ik…
ik ben die ik ben
– weet ik veel…|
ik zou zeggen:
zeg jij het maar!

Wie ben ik?  is dus misschien wel een vraag, die je beter aan anderen kunt stellen dan aan jezelf –
juist omdat zij niet jou zijn – zelf in je zeilen blazen brengt je niet veel verder, je hebt er anderen voor nodig.
Dat is natuurlijk spannend!
Het vraagt een enorm vertrouwen van elkaar
– en een goede balans tussen eerlijkheid en barmhartigheid,
zodat je je aan elkaar kunt verbinden…
maar het lijkt mij toch ook een prachtige route naar zelfkennis: via de ander.
Ook een heel Bijbelse route trouwens – de bijbel zet in met twee mensen,
al in het eerste hoofdstuk van het eerste boek,
elkaars naaste en tegenover staat er geschreven
-elkaars kant en overkant, woord, weerwoord, tij en tegentij, zoals Oosterhuis het dicht,-

Je bouwt jezelf dus niet alleen – het zijn ook de anderen die maken dat jij bent wie jij bent.

En dat is precies wat met de vraag van Jezus ook gebeurt.
Wie zeg jij dat ik ben?
Het is het hart van het evangelie,
en het staat dan ook precies – letterlijk dus – in het midden van het Marcusevangelie,
de vraag van Jezus: wie zeg jij dat ik ben?

En met het antwoord op die vraag wordt Jezus wie hij is – als het ware nog méér Jezus, als dat kan…
Net zoals het antwoord van anderen, aan wie jij vraagt: wie ben ik?, jou mede boetseren tot wie je bent,
geldt dat ook hier in het evangelie als Jezus die vraag stelt.

Hij stelt de vraag aan zijn leerlingen – en eerst nog heel indirect,
-het is mooi om te zien hoe de vraag wie zeg jij dat ik ben wordt ‘voorgekookt’ door Jezus.
Eerst peilt hij als het ware eens ‘hoe zijn leerlingen denken dat over hem wordt gedacht’.
Wat zeggen de mensen?

Alsof Jezus de directe vraag wie zeg jij dat ik ben nog even niet aandurft
– zo veel vertrouwen geven aan zijn leerlingen door zo’n directe vraag te stellen…
eerst maar ‘ev’n kiek’n’  zoals ze in  Oosten des Lands zeggen…
Je kunt met te directe vragen de ander in verlegenheid brengen,
en de ander kan ook jou in verlegenheid brengen…
Dat maakt meer kapot dan het opbouwt.

Dus eerst liever even wat algemener (Wat hoor je zoal over mij zeggen?)
dan heeft Jezus nog een escape, want stel dat de leerlingen dan zeggen,
‘nou, Jezus, dat is niet zo best, hoor…’ dan kan Jezus verder maar wijselijk zijn mond houden,
dan stelt hij die tweede vraag niet (Wie zeg jij dat ik ben),
maar hij biedt door eerst wat algemener te vragen (Wat hoor je zoal over mij zeggen?)
ook zijn leerlingen een escape, want stel je voor,
zijn leerlingen vinden het maar niks wat Jezus allemaal aan onrust teweegbrengt,
en dat horen ze terug van de mensen, of misschien ook niet, maar ze vinden het zelf,
en tegelijkertijd vinden ze Jezus ook net weer te aardig om te kwetsen, ja, dan kunnen ze zeggen:
‘nou, Jezus, dat is niet zo best hoor, je kunt beter een beetje rustig aan doen, no offense, wij vinden dat niet, maar de mensen… ‘

Maar het antwoord van de leerlingen schept vertrouwen – veel vertrouwen.
De leerlingen zeggen wat de mensen zeggen en dat liegt er niet om
– Jezus wordt vergeleken met de groten van het Joodse geloof!
Dat zeggen de mensen: Jezus is Elia, één van de profeten, Johannes de Doper…
Nou ja, even tussendoor, we horen het de mensen niet zélf zeggen
– nee, de leerlingen zeggen dat de mensen zeggen dat…
De leerlingen zitten er als ‘filter’ nog tussen –
wat zij zeggen kan meer over henzelf dan over de mensen zeggen…
we weten het niet…

Neemt niet weg, dat de feedback ronduit positief is, zo positief,
dat Jezus nu wel die heel directe vraag en confrontatie met de ander aandurft:
Wat stelt Jezus zich kwetsbaar op!
En jij, wie zeg jij dat ik ben?
Het is de vraag, die rechtstreeks en vol vertrouwen de ander aanziet.
En met die open, kwetsbare vraag ook de ander wil openen
 – kom maar, zeg het maar, ik vertrouw jouw oordeel – in vertrouw op jouw integriteit,
ik weet dat jij eerlijk en barmhartig de ander aanziet, dus: wie zeg jij dat ik ben?

Alleen Petrus reageert – hij durft het aan, hij pakt het vertrouwen dat Jezus geeft, op:
Hij zegt: U bent de gezalfde!
De Messias.

In alle commentaren op dit antwoord lees je dan hoe dit theologisch en dogmatisch wordt geduid.
Heel kort is dat ongeveer zo: Petrus ziet hier een glimp van Christus,
Redder van de mensheid van zijn zonde.
Hij getuigt vóór ons, zodat wij dat ook gaan geloven.
Maar omdat Petrus – die natuurlijk de afloop hier nog niet kent – dat concept nog niet kan doorgronden
– de lijdensweg van Christus staat namelijk zó haaks op de betekenis van Christus als redder –
daarom moet hij – en ook de andere leerlingen – er verder over zwijgen.
Dat heet het Messiasgeheimnis van Marcus.

Afijn.
Heel aardig, zo’n uitleg, maar wat mij betreft toch ook wel veel blablabla...
Veel fascinerender vind ik, wat er gebeurt op dialogisch-menselijk niveau tussen Jezus en Petrus.
Jezus geeft zijn vertrouwen aan de leerlingen: wie zeg jij dat ik ben?
En Petrus geeft Jezus zijn vertrouwen, zijn liefde, zijn passie –
hij voelt zich op het diepst-menselijk niveau verbonden met deze bijzondere mens.
Jij bent de Messias!
Alsof hij zegt: jij betekent voor mij zó veel!
Alleen al dat die vraag stelt tilt mij op.
Geeft mij de kans jou te helpen boetseren tot wie jij bent.
Je tilt mij op, je vuurt mij aan, je maakt mij open, ik heb je lief!
Want wat een vertrouwen geef jij mij met jou vraag,
dat ik zeggen mag wie jij bent voor mij
Jij laat je iets aan mij – Petrus – gelegen liggen,
wat ik zie in jou, doet er toe –
jij bent niet ongenaakbaar, Jezus,
jij durft de vraag aan: wie zeg jij dat ik ben?
Voor mij ben jij de Messias!

Jezus stelt niet een theologische vraag, die dan uitdraait op een theologische dogmatische waarheid.
Jezus stelt zich open voor een antwoord op de vraag
die hij heel direct neerlegt voor zijn vrienden, zijn leerlingen
– en als hoorders van het evangelie zijn wij dat ook zelf.
Wie zeg jij dat ik ben?
En dan ben jij aan het Woord – dan mag jij het zeggen…
Niet als een goed of fout,
maar gewoon als ‘wie jij bent’ in de relatie met Jezus
– van wie gezegd wordt: dat kon weleens de Messias wezen…

Wie zeg jij dat ik ben, vraagt Jezus
– zeg het dus maar – en dat heeft u ook gedaan met de symbolen die u heeft meegebracht…

Tenslotte:
Bij Petrus komt het u bent de Messias uit zijn tenen, zoiets voel je wel aan,
maar hij staat ook met zijn antwoord volop in zijn Joodse traditie,
die nooit de kans voorbij laat gaan, de ander te zien als potentiële Messias.
Dat begint al met de geboorte – u kent dat Joodse gezegde wel: “dit kind kan de Messias zijn…”
Een fantastische positieve kijk op de wijk:
deze mens kan iets essentieels voor mij betekenen, als ware hij voor mij de Messias,
ook al zie ik dat niet altijd zo direct – daar is dan dat Messiasgeheimnis ook weer –,
als ieder mens kan ook deze mens, die ik hier ontmoet, iets voor mij betekenen, en ik voor hem!
Zo kan de wereld een stukje beter worden.

Dat – die ontmoeting, die kans op liefde en verbondenheid – dat blijft.
Ik noem het God-of-zo.
Messias is ook goed.

Amen.