Ds. Wessel Westerveld, 30 september 2018

Mattheüs 14:13-21

Wat maakt je ‘een Bijbels mens’? Ik zeg niet beter of minder of anders, want niets menselijks is de Bijbel vreemd en niets goddelijks ook, het is het Boek van Ontmoeting van die twee, God & mens, dus ook buiten de Bijbel vind je de ‘Bijbelse mens’ volop natuurlijk. Ik bedoel: hoe kom je Bijbels gesproken ‘tot jezelf’? Met die insteek kijk ik naar het verhaal dat begint met Jezus in afzondering en eindigt in een overvloede maaltijd van het goede!

Overweging

Jezus in de woestijn.
Daar begint ons verhaal mee.
Om in afzondering te zijn.

Die afzondering – we herkennen allemaal wel het verlangen daarnaar.
De één meer dan de andere –
maar er is in ieder mens, denk ik,  de behoefte nu en dan in afzondering te zijn.

(Ik had vroeger een vriendje, dat elke dag ‘even alleen wilde spelen’.)

Ik heb er geen studie van gemaakt,
maar misschien dat die behoefte aan afzondering te maken heeft
met het organiseren van je interne wereld.
Het opruimen van alle indrukken, gesprekken, prikkels, emoties, gedachten –
er is zo veel dat van buiten een plek zoekt
in wie jij bent,
wat jij vindt,
voelt,
ervaart,
waarnaar jij verlangt,
waar jij bang voor bent –
in de dagelijkse interactie ben je voortdurend bezig met het je verhouden tot ‘wat niet jij bent’,
je vrienden, familie, kinderen, de bakker, de dingen –
in beeldspraak: er belandt van alles in je inbox,
en wat is spam en wat niet en wat moet waar en hoe en wanneer en wel of niet beantwoord enzovoorts…
Dan kan het goed zijn om de hoeveelheid externe prikkels zoveel mogelijk te beperken,
door de afzondering op te zoeken.
De stilte…
En soms hoor je dan pas de fluittoon, die al die tijd al met je mee trok…
en die je al die tijd misschien al vertellen wilde: tijd om te re-creëren.
Tijd voor her-schepping.
Dat is wat je doet, in afzondering.
Al die geluiden en sferen en klanken,
al die aanspraak en druk en planning,
al die wat-alsen en zorgen en angsten,
al die verlangens en liefde en ‘reaching out’
die in je om voorrang roepen,
dat allemaal ordenen:
benoemen, wegzetten, oppakken, laten liggen, opruimen.
Tot jezelf komen, wordt dat wel genoemd.
Het lijkt eigenlijk wel op wat de EEUWIGE doet in het scheppingsverhaal van Genesis 1.
De tohuwabohu, de woestheid, opruimen, door scheiding aan te brengen
– dat hoort hier, dat hoort daar, dat is dit en dit is dat…
Scheppen is scheiding aanbrengen.
In afzondering zijn om tot jezelf te komen
is als re-creëren.
Her-scheppen: opnieuw ordening aanbrengen in de chaos aan indrukken en ervaringen.

Jezus zoekt ook die afzondering.
Om tot zichzelf te komen.

Het zijn twee ervaringen, die Jezus naar de woestijn brengen.
De ervaring van ‘ongezien’ zijn.
Jezus komt uit Nazareth.
Zijn vaderstad.
Waar zijn familie is.
Daar vertelt hij over God in de synagoge – en de mensen zijn verbaasd, want Jezus praat vol wijsheid.
Maar het is niet de wijsheid van Jezus waarmee de mensen zich voeden,
het is het onbegrip dat dat ventje Jezus – eentje van ons – zich zo verheft boven ons,
met zijn kennis, zijn wijsheid, zijn wonderen.
Waar haalt ‘ie het vandaan?
Dat is er toch eentje van Jozef, de timmerman?
Joh, laat ‘m normaal doen,  zeg…
Laat zitten die gast…
Ongezien is Jezus – als profeet overal geëerd, behalve door zijn familie en  de mensen uit zijn hometown…
Hij gaat daar weg – als hij ongezien is, zal hij ongezien zijn.
Hij trekt naar de woestijn.

Zo’n ervaring van ‘ongezien zijn’ hakt erin.
Ieder mens verlangt naar verbondenheid met de ander.
En dat kan alleen als ook je eigenheid wordt aanvaard en gezien.
Als je niet mag zijn wie je bent, gaat er een deel van je ondergronds.
Je trekt je terug – en tegelijkertijd zoekt het ongeziene in je naar aandacht!
Kijk dan – dit ben ik!

Even een zijsprongetje:
Ik herinner mij een film die ik ooit zag. ‘Zie je mij?’
Die gaat over een adoptiejongetje, zo’n drie of vier jaar.
Als soort ‘tweedehands kind’ is hij in wie hij is ontkend en ongezien –
hij is vanuit zijn perspectief weggedaan.
Hij kruipt in de film onder de tafel – maakt zich zo klein mogelijk.
Hij verstopt hij zich…
en tegelijkertijd doet hij zijn uiterste best om gezien te worden.
Hij maakt geluiden, hij laat zich even zien onder de tafel vandaan – je kunt ook niet om hem heen.
Schrijnend vanwege zijn verdriet én hoopgevend vanwege zijn vitaliteit.
Dit is natuurlijk wel een extreem voorbeeld…

Er is nog een ervaring, die denk ik Jezus doet verlangen naar afzondering:
de gewelddadige dood van Johannes, zijn vriend, zijn wegbereider- ook familie.
Bittere rouw!

Jezus zoekt de afzondering.
– En dan niet met een wandeling door de duinen, zoals ik dikwijls doe –
moet u ook doen, in Wijk aan Zee, maar niet allemaal tegelijk, dan is er geen afzondering meer! -,
nee, hij gaat naar de woestijn.
Daar is de plaats waar hij nu zijn moet – want het is ook intern de plaats waar hij is.
Woestijn is de plaats van de uiterste dingen.
Van hel en hemel.
Van uiterste aanvechting en uiterste vervulling.
Van Duivel en God.
Van uithongeren en manna.
Plaats van stilte.
Doodse stilte en Goddelijke Stilte.
Plaats van ruimte.
Lege ruimte en vrije ruimte.
Daar gaat Jezus heen.
Ik zou denken: om te re-creëren,
op te ruimen –
dit is aanvechting, dit is vervulling, dit is angst, dit is verlangen, dit moet daar en dat moet hier…
en in de Stilte kan er ook zomaar ruimte komen voor G’d,
om ‘m te helpen re-creëren.
Zo hoopt Jezus tot zichzelf te kunnen komen –
maar hoe hij uiteindelijk tot zichzelf kómt is dit verhaal,
dat blijkt heel anders te lopen…
De afzondering wordt hem niet gegund
– of wordt er gezegd: je kunt ook te midden van een hongerige schare ‘tot jezelf komen’?
Want ook de schare komt daar naar toe.
De schare in de woestijn – onmiskenbaar horen we het verhaal van de Uittocht.
Die ‘hongerige schare’ in de woestijn op weg naar het beloofde land.
Op die plek,
maar je kunt ook zeggen:
in die hoedanigheid,
is de schare, de menigte:
in woestijngebied.
In nieuw Nederlands vertaald: Godzoekers vol verlangen!
Daar zijn zij!
Zíj zien Jezus wél – i.t.t. tot zijn familie en zijn hometown.

Die schare ontroert Jezus
– hij zoekt de afzondering, hij zoekt ’tot zichzelf te komen’ en hij ontvangt de ‘hongerige schare’.
Komt Jezus zó echt tot zichzelf?
Door er te zijn voor anderen?
Door het vertrouwen dat anderen hem schenken om hen voorbij het kwakkelen te leiden,
niet te beschamen?

Mooie gedachte!
We komen tot onszelf door het vertrouwen te ontvangen, dat we wat te geven hebben.

En dan: het wordt laat – wat nu?
De leerlingen weten de oplossing:
laat ze – die schare – het verder snel zelf uitzoeken,
maar wegwezen hier nu, in die woestijn, want er is uiteindelijk hier niets te eten…

Op letterlijk niveau kan dit helemaal waar zijn
– hoewel je je afvragen kunt,
of de schare echt wel zonder voldoende eten en drinken bij zich te hebben,
de desert intrekt –
maar de leerlingen  hebben het op figuurlijk niveau niet begrepen.

Juist hier
– in de woestijn, de ‘beslissingsgebieden’ van je bestaan,
waar de echte vragen worden gesteld,
en juist nu
– als het donker wordt , en de antwoorden in duisternis gehuld zijn,
juist op de als het ware ‘uiteinden’ van het bestaan –
juist hier en nu moet je de schare niet in de steek laten, door ze het nu ‘zelf te laten uitzoeken’,
juist hier en nu moet je hen nabij zijn, het uithouden in hun vragen, zoeken,
dus zegt Jezus: Geeft gíj hen te eten!

En dan gebeurt het wonder!
Er wordt gedeeld en gedeeld en gedeeld
en het delen blijkt vermenigvuldigen:
het wordt meer.
Alleen maar meer.
Delen is vermenigvuldigen: het is zoals ik ergens las: hemelse wiskunde.
Dat is het wonder van dit verhaal.
Waar wij delen met elkaar,
waar wij elkaar voeden met brood – letterlijk als er honger wordt geleden,
maar ook brood als verhalen van vertrouwen,
van hoop,
van recht,
van liefde,
van inspiratie,
als ‘Verhalenhuis’ zou ik bijna zeggen
wordt zo’n wonder geboren:
Was er eerst sprake van woestijn, nu is er ineens  gras!
Alsof de woestijn oase is geworden: de steppe bloeit!
En er is genoeg te eten – het manna uit de hemel, nu uit Jezus hand,
en uit al die handen die besluiten net als Christus te delen.
Dan zie je de overvloed van Godswege geboren worden – dat is wonderbaarlijk.
Jezus begint met afzondering – hij zoekt tot zichzelf te komen.
Maar dat ’tot jezelf komen’ heeft anderen nodig.
Om je mee te verbinden.
Om het brood mee te delen.
Brood is dat wat leven, vertrouwen, liefde, hoop, recht, barmhartigheid geeft.
Waar dát gebeurt, gebeurt God:
Dan wordt delen vermenigvuldigen.
Dan hebben we niet genoeg van elkaar – zodat je je terugtrekken moet in afzondering,
Maar zijn we elkaar genoeg en is God in ons midden.
Als het manna uit de hemel.

Amen.