Ds. Theo Hop, 13 januari 2019

Genesis 28:10-22
Markus 1:35-39

Een paar weken geleden was ik in een kerkdienst, waarin de voorganger de dienst zo begon:
… zijn we nu stil om God te ontmoeten …
Deze woorden hebben me erg bezig gehouden.
Zozeer zelfs dat ik dit aan de orde wilde stellen in een kerkdienst.

Ontmoeten we God in een kerkdienst?
Zijn we wel eens thuis gekomen na een kerkdienst, en hebben we anderen in onze ervaring laten delen:
Vandáág heb ik toch iets geweldigs beleefd:
‘Ik heb Gód ontmoet vanmorgen …’
Want ik stel me voor dat als dit gebeurt, dat je dit dan niet vóór je kunt houden.
Van zo’n beleving wil je anderen deelgenoot maken.

Ontmoeten we God in een kerkdienst?
Denken we nu:
Was het maar waar…;
of:
dat is toch te groot voor ons …

Ontmoeten we God in onze kerkdienst …?
Of is het een manier van zeggen.
We zéggen het wel:
we gaan God ontmoeten…’,
maar we weten allemaal wel dat het niet gebeuren gaat.

Toch is het niet zo vreemd om dit beeld te gebruiken.
Want waarom gaan we naar de kerkdienst?
Dat is ten diepste toch dat we hopen iets van de wereld van God te ervaren.
Even aangeraakt te worden;
door een lied, een woord, een gebed…;
even iets (van die andere werkelijkheid)  ervaren.
Te horen dat we onze zorgen niet alleen hoeven hebben;
dat we rust mogen ontvangen als onrust ons in haar greep heeft;
dat er troost is en hoop als we twijfelen aan de weg verder.
Iets van kracht en nabijheid van God ontvangen.
Ja toch …
Maar misschien zijn we daar wel niet duidelijk genoeg in.
We hopen dat er iets gebeurt in een kerkdienst, maar we zeggen het niet.
En als een voorganger het duidelijk stelt
…zijn we nu stil om God te ontmoeten,
dan schrikken we er bijna van …
Zoals Jakob in het eerste Bijbelgedeelte.
Die schrok zich een ik weet niet wat.
Als hij, met de slaap nog in zijn ogen zich zijn droom herinnert, roept hij verbijsterd uit:
Gód was op deze plaats,
en ik heb het niet geweten.
En eerbied vervulde hem.
Gód op deze plaats.
Wat een ontzagwekkende plaats is dit!
Gód is hier;
dit is een plaats van God.
Dit is een poort naar de hemel.
Prachtig hoe de Bijbelschrijver de verwondering, de extase, beschrijft.
En hoe hij, Jakob,  die plaats tot een bijzondere plaats maakt.
Daar ga je met eerbied en ontzag mee om:
Hoe het hier beschreven wordt:
Hij zet de steen rechtop; laat hem lekker ruiken.
Hij zal hem opgepoetst hebben: Wat er op groeide heeft hij er afgekrabd;
als er blaadjes op hebben gelegen of stof heeft hij dat er vast met zorg weggeveegd.
In onze tijd zou hij er een lied bij hebben gezongen; een kruis hebben geslagen, of een kaars hebben aangestoken …
Eerbied,
want ik heb God ontmoet.
En die plaats is mij heilig.
Die plaats is voor mij een bijzondere plaats.
Dat betekent het woord ‘heilig’.
Huis van God is het voor mij geworden;
en zo noemde hij die plaats ook.
Want als je dát meemaakt,
verandert alles.
Bet-el;
huis van God.

Wat zijn wij dan nuchtere protestanten.
We zeggen, soms, God te ontmoeten in onze kerkdiensten,
maar we geloven er zelf amper in, en onze kerkruimte wordt er niet heiliger van.
Zouden we het wel kúnnen uitbeelden…?
Misschien kán het bij ons niet:
een Godsontmoeting blijft uit.
We proberen wel dichterbij God te komen.
Maar altijd blijft er een grote afstand.
God is ver weg.
Zo ver
dat velen God helemaal uit hun denken
en uit hun leven hebben uitgebannen.
God …?
Ja, mijn ouders geloofden nog …
Of misschien gaat het nog wel verder terug in de familie …

Het is zo opvallend met hoeveel eerbied mensen uit de Orthodoxe kerken omgaan met de plaatsen waar ze Gods aanwezigheid vermoeden en ervaren. En ik bedoel met orthodoxe kerken de kerken in Rusland, in de Oekraϊne, Roemeniё.
In hun kerken weten ze God aanwezig.
Ze komen een heilige ruimte binnen:
‘God is aan deze plaats …’.
Ze verwachten God’s aanwezigheid niet;
God ís aanwezig.
Ze maken een kruis;
begroeten de ikonen.
Wat kunnen wij veel van hun instelling leren.
Wij gaan een kerk niet anders binnen
dan zoals we een…  bibliotheek,
een supermarkt misschien  binnengaan.

In de orthodoxe kerken heeft men een indeling gemaakt zoals die ook in de Tempel in Jeruzalem was:
De Tempel bestond uit Voorhof, het Heilige en het Heilige der heilige.
In het Heilige der heilige mocht alleen de priester komen.
Daar beleefde men Gods aanwezigheid het meest.
In de Orthodoxe kerken heeft men die verdeling overgenomen.
De ikonenwand verdeelt de kerk in een heilige en heilige der heilige.
Alleen de priester en de dienaren bij de Liturgie mogen de altaarruimte achter de ikonostase betreden.
Je ziet de woorden van Jakob uitgebeeld:
‘Hoe ontzagwekkend is deze plaats …;
God is aan deze plaats’.
Is er in onze kerk,
onze protestantse kerk,
bewoond door nuchtere westerlingen,
wel plaats voor God
om aanwezig te zijn?
Cru gezegd:
Kan, wil God hier wel aanwezig zijn?
Dat mag ik toch in alle ernst wel vragen …?
Veel mensen ervaren iets van Gods aanwezigheid in de stilte na de preek.
In het orgelspel, wat dan vaak klinkt.

Ik heb een keer een ervaring gehad, die ik u wil vertellen.
Ik leidde een kerkdienst in de Grote Kerk van Deventer.
Na de preek speelde de organist; zoals gebruikelijk.
Ik was van de preekstoel gekomen en was achter de liturgie-tafel gaan zitten.
Mijn ogen had ik dicht gedaan om helemaal geconcentreerd te kunnen luisteren.
Prachtig, zoals de organist kan spelen. Hierin is hij ook altijd op zijn best.
Veel mensen komen daarom van heinde en ver om de dienst in de Grote Kerk mee te maken.
Ook als je niet zo van orgelmuziek houdt…; zijn muziek is van uitzonderlijke klasse.
Ook toen genoot iedereen er weer volop van.
Toen hij uitgespeeld was ging door me heen hoe mooi ik het vond.
Toen ik mijn ogen weer open deed realiseerde ik me dat ik in de kerk zat;  sterker nog: dat ik de voorganger was van de kerkdienst.
Wat was dat een wonderlijke ervaring. De muziek had me echt even helemaal meegenomen.
Helemaal was ik daardoor van alles losgemaakt.
Was het iets van Gods aanwezigheid ervaren…?

Veel mensen zeggen
dat je in de muziek kunt uitdrukken
wat je met woorden niet kunt zeggen.
In de Orthodoxe kerk weet men dat ook.
Daar wordt de hele dienst gezongen.
Daar ligt de nadruk vooral op de tekst,
op het woord,
De muziek;
de muzikale expressie, is middel.
En veel mensen ervaren ook in die muziek
God heel dichtbij.
Als ik hoor hoe zij het ‘Amen’ in hun diensten zingen dan moet God, dichtbij, aanwezig zijn.
Met muziek kun je zoveel uitdrukken.

Daarom  is het orgelspel na de preek zo belangrijk.
Daar kan geen dominee, hoe mooi hij het ook zegt, tegenop.
Wat jammer dat mensen soms niet met deze stilte uit de voeten kunnen.
Soms zitten mensen te praten tijdens dit orgelspel.
Je kunt Gods aanwezigheid ervaren en je laat die kans voorbij gaan …
Dat mag toch niet gebeuren …… praten tijdens het orgelspel.
Ik heb echt wel eens gedacht: Zal ik een Liedboek naar hen toegooien …?

Veel mensen kunnen niet tegen de stilte. Daar worden ze onrustig van.
Stilte tijdens het gebed, iets wat in bijna alle protestantse kerken is ingevoerd, duurt hen altijd te lang.
Ze weten er niet mee om te gaan …
Maar …
wordt van Jezus niet gezegd
dat Hij herhaaldelijk de stilte zoekt.
Dat het zijn in de stilte
Hem de kracht geeft om verder te gaan.
Dat Hij in de stilte Gods aanwezigheid zoekt.
Misschien gaan we God wel uit de weg … ,
laten we God niet bij ons binnenkomen
als we de stilte niet over ons laten komen …

In veel protestantse kerken is voordat de dienst begint de stilte ver te zoeken.
Veel mensen gebruiken de tijd voor de dienst om eens even flink bij te praten.
En omdat de organist ook nog een bijdrage heeft praat men harder en harder om elkaar te kunnen horen en verstaan.
Herkent u het…?

Zou het, als je God gaat ontmoeten, niet anders moeten?
Misschien zijn wij het zelf wel die die ontmoeting in de weg staan.
Dat je nooit zo snel meer kunt omschakelen.
Ik zou willen dat we in onze kerken een streep trekken op de vloer, wat betekent dat er na deze streep niet meer gesproken wordt.
Vanaf hier zoeken we Gods aanwezigheid.
Proberen we dit huis een huis Gods te laten zijn; te laten worden.
En dat lukt vast beter in de stilte dan als we van alles en nog wat met elkaar bespreken.

Moeten we dan, voor de dienst begint, al die tijd in stilte zitten?
U hebt het begrepen!

Er zijn altijd mensen het eerst in de kerk.
Want je hebt toch een eigen  plekje.
Dan moet je zolang daar stil zitten?
Je kunt elkaar toch ook ontmoeten…?
Zeker, dat kan vóór de streep. In de hal, of een andere ruimte van de kerk.
Prachtig, die ruimte. De koster, met een leger vrijwilligers, kan daar koffie en thee schenken.
Daar vindt het heilige gebeuren plaats van het ontmoeten van elkaar.
Kom zeker om negen uur. Dan kun je veel mensen ontmoeten.
Maar na enige tijd komt het moment dat je opgaat, naar Gods altaren.
Naar Gods aanwezigheid.
Je mag zijn heil ervaren.
Dan ga je zingen tot  zijn eer.
En mag je het ervaren: Mijn redder is de Heer!

Je alleen al deze woorden realiseren is toch een feest!

Maar stel dat u zich toch afvraagt:
Hoe kom ik dan de tijd vóór de dienst in stilte door?
Ik zit vast te denken aan de dingen waar ik niet aan moet denken.
Narigheden, zorgen, mijn weekprogramma, ruzies, met echtgenoot, met kinderen, buren, ouders … noem maar op.
Dat is dan toch ook geen voorbereiding op een Godsontmoeting …

In mijn wijk in Deventer woonde een vrouw, ver in de 80 was ze, ze is al lang overleden, waar ik graag naar toe ging.
Als ik een moeilijke dag had kwam ik bij haar altijd weer bij.
‘Wat ziet mijn dominee er weer bedrukt uit’, zei ze wel eens.
Zij had geen gemakkelijk leven gehad. Veel nare dingen meegemaakt. Maar altijd was ze zó opgewekt.
Op een keer vroeg ik:
‘Wat is uw geheim om zo opgewekt te kunnen zijn?’
Toen zei ze, en daar heb ik erg veel aan gehad:
‘Vaak pak ik het Liedboek, en lees daar een lied uit. Dan probeer ik me te verplaatsen in de dichter. Waarom zegt deze het zo.
Ik kijk achterin of er iets over de dichter staat. Er staan zoveel mooie dingen in de liederen. Daar denk ik dan over na. Soms moet ik het weer herlezen. Ik kan daar erg van genieten. En dit helpt me om niet te piekeren over mijn eigen moeilijkheden. En vaak hebben de dichters het zo mooi gezegd om hun eigen moeilijkheden de baas te kunnen.
Dit heeft me toen zo getroffen.
En vanaf toen realiseerde ik me wat een geweldige mooie liederen er in ons Liedboek staan.
Wat een sterke teksten.
Je zou voor de dienst in de stilte de liederen kunnen lezen en overdenken die gezongen gaan worden.
Dan kom je vast tijd te kort, en wil je de volgende keer meer tijd daarvoor hebben …

Ik meen echt dat we er zelf zoveel aan kunnen doen dat we God  ontmoeten in onze kerkdienst.
Dat is geen geschenk uit de hemel, maar een instelling; een open staan …, een open gaan …
Laat de condities zo goed mogelijk zijn. Werk er met veel inzet aan mee.
Laat de kerkdienst een ontmoeting wórden, waardoor je voortgedragen wordt.
Er zou veel meer te zeggen zijn. Maar hopelijk hebt u aangereikt gekregen om over na de denken.

Tot slot een joodse midrasj, een uitleg-verhaal uit Oost Europa.
In het westen van Oekraïne leefde een vrome Jood.
Hij was zó vroom; iedereen wist het, en achtte hem erg hoog.
Wat kon die man een psalmen bidden. Zijn gebeden duurden langer dan die van veel mensen bij elkaar.
Altijd was de vrome man met God, geprezen zij zijn naam, bezig.
Zelfs in zijn slaap. Want op een nacht droomde hij dat een boodschapper van de Eeuwige hem aanstootte.
Hij mocht een wens doen. Wat zou hij graag willen.
Ik zou graag God willen ontmoeten’, zei de vrome man,
als God, geprezen zij zijn Naam, mij daartoe waardig acht’.
(En hij vond dat hij dat toch weer mooi gezegd had).
De engel zei:
Ik weet niet of dat kan.
Morgen hoor je het antwoord.
De volgende nacht was de engel er  weer:
Het is goed.  Ga morgenmiddag om vijf uur naar het kruispunt buiten het dorp, daar zul je God ontmoeten’.

Veel te vroeg was de vrome bij het kruispunt. In zijn mooiste kleren.
Hij wachtte op Gód. Wát een geloofservaring.
Maar het werd vijf uur.
Geen God.
Half zes …
Vreemde dingen gingen door zijn hoofd:
Zou God het vergeten zijn; de afspraak niet nakomen; een andere tijdrekening hebben …
Tot acht uur wachtte hij.
Teleurgesteld ging hij naar huis. En..., zei zijn vrouw; maar ze zag het al:
God was er niet.
Die nacht droomde hij weer.
Een man; hé, hij herkende hem; hij had hem die middag gezien.
Hij was langs gekomen op het kruispunt. Moeizaam zijn kar voortduwend.
De weg was zo slecht, of de kar zo zwaar, dat de man er soms bij neerviel.
De vrome kon hem niet helpen, want hij wachtte op God.
Waar was je vanmiddag, zei de man.
We hadden toch afgesproken, om vijf uur, bij het kruispunt. Wilde je me niet zien…?

Vanaf die tijd is de vrome anders gaan leven.
Hij bad minder Psalmen, want hij werd in het leven steeds meer opgehouden.
God in de hemel werd daarom geloofd dat er nog mensen waren met liefde en gevoel.
Mensen die een hand uitstaken, een schouder hadden,
mensen waar de profeten van hebben gedroomd;
mensen waardoor je God heel dichtbij ervaart.
Mensen waardoor je God ervaart …
Amen.