Ds. Wessel Westerveld, 9 juni 2019

Handelingen 2:1-13

Gemeente voor Jezus Christus,
Pinksteren:
het is het feest van de geest, de wind, de Adem Gods.
En hij waait waarheen hij wil.

De geest of de wind waait waarheen hij wil –
het is een vaste uitdrukking geworden om zoiets te zeggen als:
uiteindelijk weet je het allemaal niet,
laat je maar verrassen,
onze regie over de gang der zaken van het leven is maar heel betrekkelijk –
de Geest waait waarheen hij wil.
Laat los, vertrouw, ’t komt tóch vast goed,
anders dan je dacht,
anders dan logisch lijkt,
maar tóch…

De uitdrukking komt uit het evangelie.
Johannes 3.
Het gesprek dat Jezus heeft met Nikodemus, één uit de Farizeeërs.
Een nachtelijk gesprek is het – want het is in de nacht,
dat Nikodemus zich richt tot Jezus.

De gesprekken in de nacht – dat zijn vaak de beste gesprekken,
maar daarmee nog niet de makkelijkste…
Er is mee gezegd dat ze gaan over dat wat je niet ziet,
dat zich in duisternis hult,
onbekend terrein betreed je – de duistere kanten ook, in de gesprekken in de nacht…
Het zijn de gesprekken waarin het aankomt op het oor.
Waarin het oor zich spitst –
want je ziet niks,
je bent je oriëntatie kwijt,
je snapt het niet,
alleen je oor staat op scherp…
Dát vooral heb je nodig:
een oor… dat hoort…

Hiermee is Nikodemus – één uit de Farizeeërs, een overste zelfs –
volop in de oer-Joodse traditie gezet van ‘hoor’!
Zo begint immers de geloofsbelijdenis van Israël:
Hoor, Israël!

Vorige maand had ik het er nog over in de Immanuëlkerk,
en ook heb ik het er hier in de afgelopen acht jaar al eens over gehad
– misschien is acht jaar in een gemeente daarom ook lang genoeg,
anders val je (ik bedoel: val ik) wellicht teveel in herhaling…-
over dit wezenlijke element van geloven, het horen.
Geloven begint ermee.
Met horen.
In de nacht – als je niets zeker weet…

Op 19 mei in de Immanuëlkerk zei ik zo:

Horen is van buiten.
Horen is ontvangen.
Horen is niet zelf bedacht, uitgezocht, of bij-elkaar-gemindfullnesst…
Het is nóg anders – het komt van ‘een andere kant’.
Je verzint het niet, het dient zich aan, of niet natuurlijk…
Horen is openbaring.
Van wat-niet-jij-is-en-zich-toont-aan-jou;
Horen is een ander, de Ander;
horen is relatie, ontmoeting, opening, inbreuk.
Geloven, vertrouwen, leven-met-Eeuwigheidswaarde:
het begint met hoor!
Niet: gehoorzaam, of belijd, of neem aan, of stel vast, of weet het zeker… nee: hoor!

De Bijbel.
Deze zet in bij: hoor…
Bij zoeken, bij ruimte maken,
bij ‘op het spel zetten’, want jij hebt geen controle over wát je dan hoort…

Spannend is dat – het vraagt lef.

Tot zover 19 mei Immanuëlkerk

Terug naar Nikodemus.
Nikodemus, één uit de Farizeeën:
eentje van zeker weten en zozithetpuntuit!
Dat lef waar ik het zojuist over had,
dat heeft ‘ie, die Nikodemus, door zijn zekerheden te verlaten
en voor de nacht zijn ogen niet te sluiten, maar open de nacht in te gaan –
want hij wéét het,
nu hij de bezieling van Jezus in het volle daglicht heeft gezien:
daar zit iets van God bij,
maar hoe dan?!
Hij begrijpt het niet – hij ziet het niet – het past niet in zijn ordening –
en hij legt zijn oor te luisteren,
in de nacht,
als het oor het meest gespitst is…

En het is in dát gesprek, dat Jezus zegt tegen Nikodemus:
“Gij moet van bovenaf
geboren worden! –
de wind waait waarheen hij wil;
je hoort zijn stem
maar je weet niet
vanwaar hij komt en waarheen hij gaat:
zo is het met al wie is geboren
uit het waaien-van-de-Geest!”

De wind – Bijbels beeld voor de geest, de Adem Gods;
het is dat wat aan mensen gebeurt ‘aan God’.
En dat is het zoals het is.
De wind – Gods Adem – is niet te organiseren, regisseren of sturen;
alleen te ontvangen.

Dat is een mooie gedachte – we kunnen ons suf organiseren aan God-en-zo,
kerkdiensten opleuken,
buxustakjes verbranden,
missionaire doelen formuleren en beleidsplannen opstellen,
en noem-maar-op…
the X-factor, the God-factor
– die laat zich niet vangen met een plannetje
of definiëren in een heilig streven…
Die overkomt je – of niet.

Voor mij relativeert het ons gedoe met en onze zorgen om de kerk-&-geloof.
Wel of geen God-factor is aan God en niet aan ons.
Dus laat zo nu en dan maar los
het gedoe en gepeur,
getrek en gesjor,
geprofeteer en heilig-moeten –
trek je zo nu en dan rustig terug in je bovenkamer met elkaar,
bid en let go…
of – wat er op lijkt maar anders wordt gezegd –
ga zoals Nikodemus in de nacht op zoek naar Jezus
– naar de bronnen van je vertrouwen,
juist ook in de nacht als die bronnen aangevochten worden door angst en onzekerheid –
en misschien gebeurt het dan:
God die oplicht.

Of niet.
Want het is nooit aan ons om God’s Adem te organiseren, regisseren of sturen.
Het is aan God.

Dát is naar mijn gevoel de kern van al ons geloven en vertrouwen:
het is uiteindelijk aan God.
Hoe dan?
Geen idee.
Het is aan God – vanwaar en waarheen die Geest, we weten het niet.
Het komt van bovenaf…

(…)

Jaja…

Is dat niet een beetje makkelijk…?
Het komt van God?
En wij dan?
Hoeven wij niets meer?
Is het stil maar wacht maar – het komt toch wel van God?
Laat maar waaien dus…?

Nou…dóe dat maar eens:
Laat maar eens waaien… en ontdek dan, hoe moeilijk dát is,
want het komt dan wel van God,
maar komt het ook…?

Dat weet je nooit.
De wind waait waarheen hij wil…

Maar áls ‘ie komt – houd je vast!
Er geschiedt eensklaps
vanuit de hemel een ruisen zoals van
een geweldig gedreven ademen
en vult heel het huis
waar zij gezeten zijn geweest.
Er laten zich aan hen zien:
tongen -die zich verdelen- als van vuur;
het zet zich neer op ieder van hen.
Zij worden allen vervuld
van heilige geestesadem…

Het komt goed
– of niet,
maar toch!

Amen.