Ds. Wessel Westerveld, 18 september 2016

Genesis 25, 19-34

Eigen-aardig…verbonden
Afgelopen zondag, 18 september, is de jaarlijkse vredesweek begonnen. Om vrede is het God ook te doen – geloven wij. Maar Hij kent z’n pappenheimers – waaronder wij ook – natuurlijk best! Dat valt dus niet altijd mee met die vrede. En toch kan het. Het verhaal van Jakob en Esau, die tweeling die zo diametraal van elkaar verschilt en tóch uit de dezelfde moederschoot komen vertelt daarvan. Beeldend en plastisch ook. Eigen-aardig verbonden, die twee.

Overweging
Eigen aardig.  Van eigen aard gebouwd. Esau – rechtdoorrauwdouwer, man-van-buiten, zelfuitgeroepen alphamannetje… Jakob – hielenlichter, nestblijver, moederskind…
Esau numero uno!  Zo staat het er: als eerste komt hij.  En Jacob – is hij de tweede?  Welnee! Er staat:  Daarna is zijn broer naar buiten gekomen met zijn hand vast om de hiel van Esau.
In de wereld volgens de Eeuwige –  de wereld van eeuwigheidswaarde –  is er geen rangorde –  daar zijn alleen broeders…  Zo zou het moeten zijn… Esau: als eerste komt hij –  daarna is zijn broer naar buiten gekomen  met zijn hand vast om de hiel van Esau.
Een prachtig beeld –  het verbeeldt die vraag van de Eeuwige aan Kaïn – net als Esau ook de eerste:
waar is je broeder Abel?  Kon Kaïn daar nog wat omheen draaien  “ben ik mijn broeders hoeder…?!” kon Kaïn nog zo’n eerste, zo’n alfamannetje zijn, die als iets ‘m niet bevalt, zijn tegenstrevers uitschakelt – ik bedoel: dood maakt, indien nodig,  en al helemaal als ze ‘niets’ voorstellen, zoals de naam van Abel betekent – zuchtje wind… Esau, ook al zo’n type als Kaïn, ja, de Eeuwige kent zijn pappenheimers,  hij weet hoe zijn mensen zijn, Kaïns en Abels en Esaus en Jakobs,  wij zijn er allemaal zelf ook van gebouwd.
Esau komt dáár niet mee weg,  “ben ik mijn broeders hoeder…?!”  De Eeuwige laat het niet nogmaals gebeuren, dat de rangorde bepaalt wie leeft en sterft…  Waar is je broeder, Esau?  Waar is je broeder Jakob? Haha!  Zijn broeder Jakob hangt aan zijn voeten,  houdt ‘m vast bij zijn hiel, als een blok om zijn been, ja vast ook dat wel, maar ook als de mens die ‘m de weg wijst:  zó moeten je voeten gaan, zo zullen je wegen zijn: in verbondenheid met je broeder!
U kent dat lied misschien wel van Huub Oosterhuis, dat beeld roept de geboorte van de deze twee mensen – deze broeders – bij mij op: Dan nog, klamp ik mij, vast aan jou, of je wilt of niet! op ongenade of genade,
ik zal red mij, red mij roepen, of zoiets als: heb mij lief!
(…)
Eigen aardig. Van eigen aard gebouwd. Esau – rechtdoorrauwdouwer, man-van-buiten, zelfuitgeroepen alphamannetje…  Jakob – hielenlichter, nestblijver, moederskind… maar vooral: broeder! Broeder ván Esau, broeder vóór Esau  – Esau, het eerste wat je leren moet van relaties, van verbondenheid, is dat je broeder bent.  In die zin ben jij, hoewel de machtigste, hoewel de sterkste, hoewel lieveling van de vader – de baas, niet de eerste, maar is je broer dat… En dat wordt later in het verhaal nog prachtig uitgesponnen – lees eens de rest van het verhaal, ook prachtig verteld in “Het verhaal gaat…” van Nico ter Linden.
Overigens, dat niet Esau eigenlijk de eerste is, ook al kwam hij wél als eerst naar buiten – wat ook wel weer logisch is natuurlijk, we zien altijd de alphamannetjes het eerst, want ze brullen het hardst en ze zijn het sterkst en ze treden op de voorgrond, maar wat ik zeggen wilde, dat niet Esau eigenlijk de eerste is, maar Jakob, ook al kwam hij ná Esau naar buiten, leggen sommige Rabbijnen mooi uit, en dat kan ik het best laten zien met behulp van deze babooshka (laat babooshka zien). Het zaad waarvan Jakob is geboetseerd,
dat treedt het eerste de moederschoot van Rebekka binnen.
Even tussendoor: dat zaad van Izaäk en de moederschoot van Rebekka, die hadden wel de zegen van de Eeuwige nodig om tot leven te kunnen komen. Want het was niet zo, dat Isaäk en Rebecca ‘kinderen nemen’. Kinderen ontvang je – en het verlangen ernaar doet je bidden, zoals ook Izaäk bad tot de Eeuwige. Rebekka was net als zoveel moeders in eerste instantie onvruchtbaar, dat het in de Bijbel nooit de vaders zijn – ja, ze wisten toen niet beter, wij inmiddels wel,  maar het gaat meer om het motief van onvruchtbaarheid dan om het medische aspect ervan. Rebekka was net als zoveel moeders – neem Sara, Hanna, Elizabeth –  in eerste instantie onvruchtbaar. Het onvruchtbaarheidsmotief in de Bijbel zegt: kinderen neem je niet, kinderen ontvang je van godswege – en de van godswege ontvangen kinderen zijn de vruchtdragers voor morgen! Misschien ook wel de Messias…wat een vertrouwen!
Maar goed, het beeld van de babooshka en het verhaal van rabbijnen: Het zaad waarvan Jakob is geboetseerd,
dat treedt het eerste de moederschoot van Rebekka binnen. Daarna volgt het zaad dat Esau maakt tot wie hij is. Bij de geboorte zie je dan als vanzelf de omkering – eerst komt Esau – de sterke, de krachtige, maar juist omdat hij de eerste is, de machtige de sterke, is daar voor hem de zorg voor de tweede – die hem op de hielen zit… het is de zorg voor de mindere, die bij de Eeuwige altijd op de eerste plaats komt. De mindere bepaalt de agenda. En als dan toch de kracht en rauwheid van de sterkste lijkt te winnen – Esau en zijn I-want-it-all-I-want-it-now!- want-morgen-gaan-we-dood, hier met dat eten! verzint de zwakste, wel een list, Jacob, hielenlichter…
(…)
Eigen aardig. Van eigen aard gebouwd. Esau – rechtdoorrauwdouwer, man-van-buiten, zelfuitgeroepen alphamannetje…  Jakob – hielenlichter, nestblijver, moederskind… Broeders zijn zij – kinderen van één vader.  Van Isaäk. Hij die lacht. En uit één moederschoot. Van Rebekka. Rivqah. Samenbinding. Al in de moederschoot – waar het ruig aan toegaat – worden de uitersten verenigd. Samengebonden. En de verhoudingen aangegeven. Volgens de grondregel in het Koninkrijk van God. Je bent nooit sterk voor jezelf, maar je bent altijd sterk om die ander te kunnen dienen. Verbonden zijn zij, Jacob en Esau. Als om dat te benadrukken wordt gesproken van een tweeling zelfs.
Tegelijkertijd: Eigen aardig zijn zij. Diametraal verschillend. Ja, nogal wiedes – broeders zijn in gelijkgezindheid, met allemaal de neuzen dezelfde kant op, ja, dat kan iedereen wel. Broeder zijn voor en broeder zijn van je tegenpool – dát is de kunst van leven volgens het koninkrijk. Van eigen aard gebouwd en als broeders verbonden. Esau – rechtdoorrauwdouwer, man-van-buiten, zelfuitgeroepen alphamannetje… Jakob – hielenlichter, nestblijver, moederskind…
Uit-een zijn zij.
Uit-een gaan zij.
Bij-een komen zij.
En het laatste woord zal vrede zijn.
Amen.