Ds. René van der Rijst, 3 september 2017

Jeremia 7:21-26  en Matteus 17:14-21

Dit zegt de Heer van de hemelse machten: ‘Spaar me jullie avondmaalsvieringen. Ik heb jullie nooit gezegd, dat je het avondmaal moet vieren, ik heb jullie geboden naar mij te luisteren. Vrede te stichten, recht te doen. Maar jullie gaan blijkbaar liever jullie eigen gang. Dan moet je het ook zelf maar weten.’
Zo zou je de woorden van Jeremia ongeveer kunnen vertalen.
Met grote felheid werpt hij de vraag op tafel: wat denk je nou, dat God van je wil?
Wil God dat we hier kerkdienstje spelen, of wil hij gerechtigheid?
Van dat laatste hangt volgens Jeremia het voortbestaan van het land af. Het goede doen, luisteren naar God en zijn geboden heeft politieke consequenties.

Met enige regelmaat vergadert de kerkenraad over het Avondmaal. Over de vorm daarvan vooral. Gaat het wel netjes, zoals het gaat?
We vergaderen nooit over de vraag: luisteren we wel voldoende naar God? Volgen we zijn geboden, zijn leefregels? ‘Gerechtigheid’ staat niet op de agenda.

Jeremia leefde in politiek woelige tijden. Van alle kanten zag hij het onheil op zijn land afkomen. Het Midden Oosten was destijds, net als nu, een kruitvat. Israel een speelbal van elkaar beconcurrerende machten. Een klein, kwetsbaar landje aan de zee.
‘God zal ons wel redden,’ geloven de mensen.
Maar Jeremia vraagt: ‘Denk je nou echt, dat God jullie komt redden, als jullie niet naar hem luisteren?
Moet de liefde niet van twee kanten komen?’
Als wij het goede niet doen, als wij niet rechtvaardig proberen te zijn, waarom zou God dan goed voor ons zijn?
Intussen vergaderen de politici in hun torentjes over maatregelen, over beleid en economie. Hier een procentje meer, daar een procentje minder.
En ook tegen hen zegt Jeremia: luister naar God. Gerechtigheid wil ik, geen offers.
Hij is kritisch, Jeremia, scherp in zijn oordelen. Vasthoudend, op het irritante af. Niemand houdt van profeten. Liever geloven we, dat het wel goed komt, dat we gewoon door kunnen gaan met wat we altijd doen. Ja, als die anderen hun leven nou eens zouden beteren – maar wij?

Recht doen, vrede stichten, je houden aan Gods leefregels. Dat is het enige, volgens Jeremia. Je kunt nog zoveel mooie liedjes zingen, keurige avondmaalsvieringen houden of goede preken – als we niet goed zijn voor elkaar, is het allemaal zinloos.

Maar helpt dat dan wel? Heeft het zin, wat wij doen? Daar trekken terroristen zich niets van aan. Oorlogen worden niet volgens de regels gevoerd. De aarde warmt intussen gewoon verder op.
In gesprekken hoor ik mensen – jullie – nogal eens zeggen, dat de wereld er niet beter op wordt. Dat ze zich zorgen maken, bang zijn soms. Er is zoveel ellende. En er is zo weinig wat wij kunnen doen. Als politici nou eens verstandiger werden – Trump, Poetin, Assad… Noem ze maar op.
Maar wat Jeremia zegt, is: ‘wij… wij moeten gewoon doorgaan. Doorgaan met het goede doen, fatsoenlijk leven – en liefst een beetje meer dan dat.’ Zoals ook Jezus tegen zijn leerlingen zegt: Misschien is het maar heel weinig wat je kunt, niet meer dan een mosterdzaadje. Maar doe dat dan – en je zult zien, wat er uit groeit.
Als je maar genoeg druppels op een gloeiende plaat gooit, koelt die uiteindelijk wel af. Als iedereen één boom plant, wordt het uiteindelijk een bos.

Geloof het niet, als ze zeggen dat de wereld ten onder gaat en dat er niets is wat jij daaraan kunt doen.
Geloof in de kracht van het goede.
Laat de viering van het Avondmaal, hier, zo meteen, desnoods een rommeltje zijn, als de manier waarop wij met elkaar omgaan maar geen rommeltje is. Als we het brood per ongeluk laten vallen – dan is dat veel minder erg dan wanneer we elkaar laten vallen.
Laten we ons zelf de goede vragen stellen. Steeds opnieuw zou bovenaan de agenda de vraag moeten staan: wat kan ik bijdragen aan Gods Koninkrijk? Welk mosterdzaadje kan ik vandaag planten?
Zo eenvoudig is het. Gods Koninkrijk ligt in onze handen.