Ds. René van der Rijst, 10 december 2017

Jesaja 2:2-5 en Romeinen 15:4-13

Jesaja droomt. Hij droomt van alles andersom.
De volken trekken op naar Jeruzalem – maar nu niet om haar te veroveren, maar om in de leer te gaan bij God. Om te leren wat recht is. Eindelijk is Jeruzalem een stad van vrede geworden.
Een prachtige, tegendraadse droom – want zo is het nooit geweest – en of het ooit zo zal zijn?
De eeuwen door is Jeruzalem een twistappel geweest. Eindeloos vaak veroverd, verwoest en weer opgebouwd. Betwist, tot op de huidige dag, door Joden, Christenen, Moslims. Precies deze week laaide er een weer een storm op rond Jeruzalem, toen Trump besloot die stad te erkennen als hoofdstad van Israël.
Zwaarden worden ploegscharen, speren snoeimessen. Niemand zal meer weten wat oorlog is….
Stel je voor… Er is in het huidige Israël, net zo min als in de Palestijnse gebieden, niemand die weet hoe het is om niet voortdurend in oorlog te zijn, in een permanente staat van conflict. Iedereen daar groeit op met wantrouwen, haat, angst…
Ik sprak onlangs een Palestijn, een aardige man, weloverwogen, ruime blik – tot het over Israël ging. Door al die jaren oorlog, onderlinge haat, – hoe kon ik denken dat hij een Israëli zelfs maar de hand wilde schudden.
Niemand zal meer weten wat oorlog is…
En ook wij: nog jaarlijks verschijnen er nieuwe boeken en films over onze oorlog. Nog steeds neemt de oorlog een grote plaats in in ons collectief geheugen. En hoewel waarschijnlijk niemand een nieuwe oorlog verwacht, hier in Nederland, lijkt het toch niet zo’n goed idee om van onze tanks bushaltes te maken en het leger om te scholen tot plantsoenendienst.
We kunnen een eind mee dromen met Jesaja, maar het lijkt voorlopig niet meer dan dat: een mooie droom.
Nu was dat in zijn tijd niet anders. Jesaja weet ook dat deze droom niet realistisch is. Ook in zijn tijd pakken donkere wolken zich samen rond Jeruzalem. Hij weet dat zijn land een speelbal is in handen van de volkeren daar omheen.
En toch droomt hij. Omdat wij, vooral als het donker wordt, niet zonder dromen kunnen. Omdat de nacht uitzichtloos zou zijn, zonder droom van een nieuwe morgen.
Wij weten dat het terrorisme voorlopig nog niet stopt. Dat nieuwe crises altijd mogelijk zijn. Er zullen nog wel even vluchtelingen deze kant op komen en de aarde warmt nog altijd op.
Als je dat allemaal tot je door laat dringen, dan moet je soms wel vrezen voor de toekomst. Dan kan het haast niet anders of de bange vraag dringt zich af en toe aan je op: ‘Komt het wel goed?’
Precies daarom houden we vast aan de droom. Als een tegenstem, een ander geluid. Niet omdat we naïef zijn. Niet omdat we onze ogen sluiten voor de werkelijkheid. Maar omdat we geloven. Omdat we geloven in wat nog niet te zien is, omdat we geloven in het welhaast onmogelijke: deze wereld omgekeerd, Jeruzalem een stad van vrede, een baken van vrede. Mensen zullen andere mensen zijn.
Om met Paulus te spreken: alles wat vroeger is geschreven, is geschreven opdat wij blijven hopen.
Daarom vertellen we elkaar die oude verhalen, die mooie droom: om de hoop vast te houden.
Maar Paulus gaat nog een stap verder: als wij geloven in Gods droom voor mensen, laten we dan nu vast leven alsof die droom werkelijkheid is geworden. Aanvaard elkaar, zoals Christus ons heeft aanvaard.
Behalve een dromer toont Paulus zich hier ook een realist. Hij zegt niet, dat we allemaal vriendjes moeten worden, elkaar allemaal lief moeten hebben, maar ‘aanvaard elkaar’. Neem de ander op, laat hem, laat haar meedoen. Maak plaats en ruimte voor elkaar. Dat is al heel wat.
Laten wij, ‘heidenen’ (want dat zijn we), laten wij bedenken, dat God ons erbij genomen heeft. Wij zijn niet de eerste gelovigen, niet Gods oudste kinderen met de oudste rechten. Dat is Israël. Wij zijn ‘bijkomend’, door God aanvaard.
En daarom: maak ruimte voor elkaar. Stem in met de lofzang. Zing, tegen de oorlog in, van Gods vrede, Gods glorie.
Laten we vast zoveel mogelijk doen alsof het koninkrijk al begonnen is. Aanvaard elkaar. Zet de deur open, maak ruimte. Laat dit een ‘oefenruimte’ zijn voor vrede en gerechtigheid. Een lichte, warme plek in een soms donkere wereld.
Laten we hier blijven dromen met elkaar.
Van een stad op een berg – waar geen internationaal strafhof, maar een vredespaleis staat. Van een stad van vrede, waarvan de deuren altijd open staan. Waar Israëli en Palestijnen, Amerikanen en Russen samen bij de deur aankomen en allemaal tegen de ander zeggen ‘na u’, ‘nee, gaat u voor…’
Waar God ons onvermogen voor lief neemt. Ons aanvaardt. Kom maar, ook voor jou heb ik een plek, maak ik ruimte. Niemand hoeft perfect te zijn of zondeloos. Je hoeft elkaar niet eens te mogen – maar aanvaard elkaar, zoals Christus ons aanvaard heeft.
Leef, vandaag en morgen, alsof het koninkrijk al begonnen is.