René van der Rijst, 21 januari 2018 (oecumenische viering)

De liturgie voor de week voor de eenheid van gebed komt dit jaar uit het Caribisch gebied, de eilanden in Midden-Amerika, waartoe ook de Antillen behoren. Een gebied waar veel voormalige slaven wonen naast de oorspronkelijke, indiaanse bevolking. Zij kozen voor het thema ‘bevrijding’. Bevrijding ‘recht door zee’. Al roept dat thema bij mij ook associaties op met de orkanen die dat gebied regelmatig teisteren, zoals nog niet zo lang geleden op Sint Maarten.
Bevrijding uit de slavernij – zoals Israël bevrijd is uit de Egyptische slavernij. We hoorden het loflied van Mozes en Mirjam. Eindelijk vrij!Maar daarna wacht de woestijn. Als ze denken: nu zijn we er, dan begint het pas. Aan de andere kant van de Rode Zee begint niet het beloofde land, maar de woestijn. Er is tijd nodig om de ‘slavenmoraal’ van zich af te schudden. Veel tijd. Je kunt wel vrij zijn – je moet je ook nog vrij voelen.
Dat geldt ook voor het Caribisch gebied. Veel van de problemen waar zij mee te maken hebben, zijn het gevolg van hun slavenverleden. Armoede, geweld, onrechtvaardigheid, drugsverslaving, huiselijk geweld… Als je eeuwenlang gehoord hebt, dat je nauwelijks een mens bent, als je zo lang in ketenen geleefd hebt, dan is vrijheid een zware opgave. Zoals Israël in de woestijn soms terugverlangde naar een ‘farao’, naar iemand die gewoon zei wat ze moesten doen, zo willen er ook daar nog wel eens dictatoriale politici in het zadel gehesen worden.
Bevrijding…
Het geeft mij, moet ik bekennen, een ongemakkelijk gevoel, dit thema. Omdat wij in het verleden aan de andere kant stonden. De Nederlandse Antillen, Suriname, het waren onze koloniën.
Misschien zijn wij ook gebonden aan de ketenen van het verleden. Ons verleden van koloniale macht, van slavenhandelaren, slavenhouders. Dat waren onze voorouders. Die hele zwartepietendiscussie gaat daar over, denk ik. Over de vraag of wij dat verleden onder ogen willen zien. Onze rijkdom nu is deels gebouwd op de onderdrukking toen. Zoals je de piramides in Egypte niet kunt zien, zonder te denken aan de talloze slaven die nodig zijn geweest om die piramides te bouwen.
Ook wij zijn gebonden aan de ketenen van het verleden, zonder dat we dat ongedaan kunnen maken. Wij kunnen ons zelf niet losmaken van die geschiedenis. Maar laten we onze ogen er niet voor sluiten. Waakzaam zijn. Dat wij zien waar racisme en uitbuiting tot op de dag van vandaag doorwoekeren.
Wij kunnen ons niet losmaken van het verleden. De ketenen waarmee slaven vastgemaakt werden, houden ook de slavenhouders gevangen.
Maar in de teksten van de gebeden vanmorgen, geschreven door kerken in de Caraïben, gaat het niet over ‘wij’ en ‘zij’. Daarin gaat het alleen maar over ‘wij’.
Daarin wordt, bijvoorbeeld, gezegd: ‘u hebt ons geschapen naar uw beeld en ons verlost in Christus. Wees nu met ons, geef ons kracht om onze naaste lief te hebben en de vreemdeling te verwelkomen.’
Ik hoor daarin dat zij ons de hand reiken. De nakomelingen van slaven reiken de hand aan de nakomelingen van de koloniale machthebbers.
Zij staan op en zeggen tegen ons: Wij allen zijn mensen naar Gods beeld. Wij allen hebben bevrijding nodig.
Zoals het dochtertje van Jairus opstaat en over de drempel van de volwassenheid gaat. Ze is twaalf jaar – in die tijd was je dan volwassen. Achter haar ziekte vermoed ik een geschiedenis van klein gehouden worden, niet groot mogen worden. Altijd moest ze ‘papa’s kleine meid blijven’. Maar ze mag opstaan. Haar leven in eigen hand nemen: dat is volwassen zijn. Je eigen leven op je nemen – met de geschiedenis die daarbij hoort. Maar zonder je daardoor neer te laten drukken.
In de woorden die wij aangereikt krijgen vanuit de Caraïben wordt ons gevraagd mét hen te bidden. Niet vóór hen te bidden, maar mét hen. Om samen te bidden om vergeving, om bevrijding. Samen een beroep te doen op Gods liefde. Gods liefde die mensen verbindt, hoe verschillend ook. En om daarna ook samen aan het werk te gaan.
Onze geschiedenis is ook, dat ‘wij’ Protestanten tot halverwege de 19e eeuw geen Katholieke bisschoppen wilden en hen alleen ‘schuilkerken’ toestonden. Nog in 1949 verzette de Hervormde Kerk zich tegen het recht om processies te houden. Een geschiedenis waar ‘wij’ Protestanten ons nu een beetje voor schamen. Maar het belet ons niet om vandaag samen te bidden om eenheid. Elkaar de hand te reiken.
Niemand van ons is een heilige. Wij dragen ook allemaal onze eigen geschiedenis mee, van gemaakte fouten, domheden, dingen waarvoor je je schaamt. En niet alles is recht te zetten, goed te maken. Maar hier bidden wij samen.
Omdat we geloven – geloven dat Gods liefde groter is dan alle schuld. Omdat we geloven in een God die bevrijdt. Die de gevangenen bevrijdt én hen die anderen gevangen hielden. Slaven en meesters, mannen en vrouwen. Een God die een weg baant, recht door de zee. Die ons, samen, op weg zet, naar het beloofde land.