Ds. Wessel Westerveld, 28 januari 2018

Jezus, de “dorpsgek” en “het dorp” – een mooi verhaal uit Marcus over hoe vaste beelden schuiven als Jezus het woord neemt en het openbreekt: wat je ziet, is het niet: het is altijd anders dan je dacht…

Marcus 1: 21-28

Jezus.
Hij is gedoopt,
vanuit de hemel genoemd deze is mijn geliefde!,
de woestijn ingetrokken om de uitersten van mens-te-zijn-op-aarde te ont-dekken,
en gelouterd en gezegend heeft hij zijn eerste vier leerlingen uit het water getrokken
om hen vissers van mensen te maken.

Jezus – whatever – maar het is fascinerend…
Deze mens is fascinerend…
En nu naar Kafarnaoem.
Het is dáár, in Kafarnaoem,
dat de gewone mensen Jezus leren kennen.
Kafarnaoem: een soort toenmalige vinexlocatie aan het meer van Tiberias,
zoals Piet van Midden, onze reisleider in Israël, het noemde toen we daar waren in 2014.
Een gewone plek voor gewone mensen in een gewoon gebied.
Met de gewone dagelijksheid,
zoals de vissers op het meer,
de vrouwen rond het huis,
de kinderen spelend, werkend, lerend,
en de schriftgeleerden rond de synagoge.
“Dorp van geborgenheid”, zoals de naam betekent.
Dan stel ik mij een dorp voor van ons-kent-ons.
Kent u dat?
Een dorp met geijkte paden en vertrouwde relaties.
Een dorp van wie je weet van wie een ieder ‘er eentje is’.
Een dorp in balans – de dingen gaan zoals ze gingen en zo zullen ze gaan,
Een dorp – zo blijkt – met ook een eigen dorpsgek, een bezetene.
Zoals zo vele dorpen die ook vandaag nog hebben.
In wie alle uitersten veilig zijn opgeborgen…
De dorpsgek die roept en krijst en onbelemmerd door de mores en gewoonten
ongeremd zijn waarheid zegt.
De waarheid ook vaak.
De ongemakkelijke waarheid dikwijls…
Maar hij mag het – want hij is de dorpsgek,
de nar,
en zo draagt hij alle ongeuite en onbetamelijke agressie en moeilijkheden van de dorpsgemeenschap
als een onreine geest in zich,
– dat is die onreine geest:
een binnen de moraal van dat dorp Kafarnaoem ongepaste wijze van spreken en doen –
het maakt hem als de zondebok van het dorp,
het rebelse kind,
wat voor hemzelf vast moeilijk is,
maar voor de gemeenschap waarschijnlijk ook weer niet verkeerd:
Want elke dorpsgek – tegen wil en dank – verbindt;
hij is in zijn gekte en ongeremdheid de bevestiging voor alle anderen,
hoe normaal en gewoon gewoon zij goddank zelf zijn.
Hij is in termen van de systeemtheorie
het rebelse kind, dat er voor zorgt, dat de verhoudingen tussen de anderen goed blijven,
omdat alle agressie en angst zich richten op hem…

Kafarnaoem: zo’n dorp dus.

En daar komt hij,  Jezus.
Het zou ook hier kunnen zijn, in Spaarndam.
Of bij mij thuis, in Wijk aan Zee.
Of in Haarlem-Noord.
Allemaal plekken waar de dingen zijn zoals ze zijn en gaan zoals ze gaan –
z’n gangetje,
plaatsen in balans, wellicht precair en fragiel, maar toch: in balans.
Dorpen van geborgenheid.
Zelfs in een bepaalde zin voor de dorpsgek – zolang hij maar die dorpsgek blijft,
hoe ongelukkig het hem zelf ook maakt…

Totdat daar is, een vreemdeling…met Simon en Andreas meegekomen…Jezus of zoiets…
Het zal vast gonzen in dat dorp…
In de synagoge op Sabbat.
Dat is the place to be on the day that counts.
De plaats van verbinding, van bevestiging van de gemeenschap:
de plaats waar als het ware de Schriftgeleerden het Woord in het midden leggen.
En in de traditie van het dorp waar alles is zoals het was en zo zal het blijven
wordt – zo stel ik mij dat voor – ook dat woord gelezen:
als een vaststaande leer,
als een woord van zo is het – het betekent wat het betekent.
Het is als het woord  zoals u het ziet afgebeeld op de voorkant van de OvD.
Het zit op slot.
Het leeft niet.
Kijk – het Woord – zo zit het, zo is het, zo moet het zijn, blablabla…,
maar het  verrast niet,  zoals gebeurt als Jezus de schriften gaat uitleggen.
Het bevestigt de status quo.
Heel functioneel – het houdt de dorpsgemeenschap bijeen.
Niet altijd verkeerd, zou ik zeggen, nee, zeker niet.
Maar er is ook een andere kant van zo’n woord dat de Status Quo bevestigt.
Het profetische, bevrijdende,
het wordt in ketens gevangen,
in denkpatronen opgesloten,
in de leer vastgezet –
en de dorpsgek – goed voor de status quo van de gemeenschap – blijft voor zijn leven lang de dorpsgek…

En dan – ik zeg het opnieuw – dan is daar een vreemdeling…
met Simon en Andreas meegekomen…
Jezus of zoiets…
Ik stel mij een warm welkom voor,
maar wel eentje van de categorie:
Kom erbij en doe als wij, m.a.w.: we drinken een glas, we doen een plas, en alles blijft zoals het was,
dus laten we het gezellig houden, vreemdeling: denk daaraan…
Dat is namelijk de impliciete boodschap van alle sterk verbonden gemeenschappen
voor de buitenstaander.
Kom erbij en doe/denk/wees als wij – wat óók weer nooit helemaal kán…
want je blijft ook die vreemdeling.
Dus als je denkt: ik hoor erbij,
en je zegt iets, dat tóch teveel onrust geeft,
over bijvoorbeeld ‘zwarte Piet’ – ik geef maar een voorbeeld –
tja, dan blijkt je toch ineens voor veel mensen weer die ‘vreemdeling’…
die verdwaald is zeker…

Voorbeelden te over ook in onze wereld van het spanningsveld tussen ‘eigen’ en ‘vreemd’,
voorwaarden van welkom en wie de rechten heeft om te spreken…

Vooralsnog: Jezus – vreemdeling – krijgt en neemt het woord,
– die bijbel in die ketting verpakt, als gestolde leer –
dan gebeurt er iets ongehoords – het is onthutsend!
Alsof de ketting losbreekt…
Het is een openbaring –
het geloof, de passie, de hartstocht voor het Koninkrijk van God,
dat al zo lang opgesloten zat als ware het gevangen in een dichtgemetseld boek,
in de geloofsleer van dit dorp,
spat nu – bevrijdend – eruit op,
daalt als dauw neer in de woestijn,
Jezus is het levende Woord,
het gaat niet over god,
nee,  God gebeurt,
het zindert – het doet de mensen versteld staan,
letterlijk staat er: ze raken buiten zichzelf…
Deze vreemdeling brengt iedereen in beweging,
de balans raakt verstoord,
dat wat altijd duidelijk en helder was, is nu niet meer zo helder en duidelijk
en de dorpsgek – de enige die ongestraft de waarheid kan zeggen, want het is de dorpsgek maar –
is er als de kippen bij – roering! – en hij ziet het direct.
Hij zegt het ook – hij kan het ook zeggen,
want hij is het maar,
we hoeven hem niet serieus te nemen, de dorpsgek –
of toch wel…
In elk geval, als de woordvoerder van het dorp zegt hij:
wat is er tussen ons (ik denk dat hij dan bedoelt: wij, het dorp) en jou,
Jezus Nazarener!-
ben je gekomen om ons te vernietigen?-
(onze status quo te doorbreken.)
ik wéét van jou wie je bent:
de heilige van God!

De dorpsgek verwoordt het gevoelen van de dorpsgemeenschap van Kafarnaoem:
Deze vreemdeling Jezus is een onruststoker
Let even op want …– de balans in het dorp kan wel eens grondig worden verstoord…
Intussen verwoordt de dorpsgek ook die andere waarheid:
Deze mens is de heilige van God – zegt hij
eigenlijk zegt hij dan hetzelfde als God zelf bij de doop van Jezus:
deze is mijn geliefde zoon.

De heilige van God in ons midden, de Schriften uitleggend – dan worden de panelen grondig verzet…
en mensen bevrijd!

En dat is wat er gebeurt.
De dorpsgek wordt dorpsgek af.
Zijn “onreine” geest,
die hem te pas en te onpas de harde waarheid doet zeggen,
die ook alle morele codes doorbreekt,
waardoor hij kansloos is als volwaardig lid van de gemeenschap
wordt nu het zwijgen opgelegd.
De dorpsgek wordt normaal…

Het is een wonderlijk verhaal:
want wat heeft zo’n gemeenschap aan een normale dorpsgek?
Die dus niet meer te pas en te onpas de waarheid zegt?
Die moet zwijgen…?
Zeg het maar niet – laat het maar – pas je maar aan – dek het maar toe…

Toch kun je ook zo zien:
de waarheid is gezegd – en mensen – het is dan wel de dorpsgek die het beweert,
maar zo gek is hij toch weer niet –met het feit dat Jezus hem geneest, bevestigt hij:
deze mens – jullie dorpsgek – zegt niet zomaar wat,
hij is niet gek of gestoord…
Doe zijn waarheid niet af als praatjes van een onbenul!

Toch moet er uiteindelijk wel over worden gezwegen, over wat de dorpsgek heeft gezien en gezegd:
ik wéét van jou wie je bent:
de heilige van God!
En Jezus zegt dan: Zwijg, jij!

De dorpsgek zag het, hij getuigde ervan – maar moet daarna óók weer zwijgen:
Misschien heeft dat wel te maken met de overtuiging, dat het onmogelijk is,
om definitief over God  te spreken
– want voor je het weet, leg je Hem weer vast,
en keten je Hem in jouw waarheid,
zodat dat boek weer wordt als op de voorkant van de OvD…

(…)

En zo blijft het, zoals het evangelie zelf ook zegt: ongehoord.
Er blijft een niet in te vullen of te verklaren ruimte in het verhaal.
Maar wat we wel weten:
En dit ongehoorde over hem
komt meteen naar buiten overal heen,
heel het ommeland van Galilea in.

En dat geldt op de dag van vandaag – want we hebben het er nóg over
Tot in Spaarndam aan toe…
Voor wie het horen kan.
Amen.