Ds. René van der Rijst, 14 mei 2017

Johannes 14: 1-14

Zoals altijd zijn er in deze meidagen de nodige films over de oorlog op TV.
Ik kan er nooit zo goed naar kijken, moet ik zeggen. Het is te afschuwelijk.
Ik herinner me nu nog een martelscène uit Soldaat van Oranje – een film die ik zag toen ik 13 was.
Waar ik een paar nachten van wakker heb gelegen.
Vorige week zag ik Sophie’s choice opnieuw, over een vrouw die Auschwitz overleefd heeft, maar niet kan leven met de herinneringen en uiteindelijk zelfmoord pleegt.
Een paar dagen nadat ik die film had gezien, kwam in het journaal het bericht over die meisjes in Nigeria, die na drie jaar gevangenschap door Boko Haram vrijgelaten zijn. Maar zo getraumatiseerd, gehersenspoeld, dat een deel van hen wellicht opgesloten moet worden voor de veiligheid van hen zelf en van hun ouders. Ze zijn vrij – maar het is de vraag of ze ooit nog vrij komen van de herinnering.

Je hoeft, helaas, geen zeventig jaar terug om voorbeelden te vinden van onvoorstelbare gruwelijkheden. Of probeer u voor te stellen wat de Syrische vluchtelingen die hierheen gekomen zijn, mee hebben gemaakt. Sommige van hen, ook kinderen, tieners, zijn gemarteld. Anderen hebben familie verloren – of moeten leven met de voortdurende onzekerheid over hun in Syrië achtergebleven familie.

Hoe kan het, dat mensen elkaar de meest beestachtige dingen aandoen?

En zouden wij ook dat soort mensen kunnen zijn?

Hanna Arendt, een joodse filosofe die net voor de oorlog wegvluchtte uit Duitsland, was aanwezig bij het proces tegen Eichmann in Jeruzalem. Adolf Eichmann, één van de hoofdverantwoordelijken voor de uitroeiing van de Joden.
Wat Hanna Arendt opviel, was dat Eichmann zo gewoon was. Een bureaucraat. Iemand die, zei hij zelf, orders opvolgde. Zonder al te veel na te denken, blijkbaar. Als je foto’s van hem ziet, dan lijkt het best een aardige man.
Dat verontrustte Arendt nog het meest: dat het ‘kwaad’ zo gewoon was. Een gewone man, die gewoon achter zijn bureau zat. Alsof iedereen dat zou kunnen zijn.
Het is een vraag waar ik eigenlijk liever niet over nadenk, maar toch: de beulen van IS en van president Assad van Syrië (ook een aardige man trouwens, als je hem zo ziet, met een knappe vrouw), de moordenaars van Boko Haram – zijn het werkelijk andere mensen dan wij? Of zouden wij, in andere omstandigheden…

‘Alle mensen zijn zondig’, zegt de Reformatie en meestal vatten we dat op als ‘we doen het niet altijd helemaal goed, je kunt het niet goed doen.’ Zondig is dan bijna goed, maar net niet helemaal. Maar stel je voor, dat het verder gaat dan dat. Dat wij, in andere omstandigheden… Zou dat kunnen?

Ik weet het niet, ik kan alleen maar bidden dat ik niet in die omstandigheden kom.

Tegelijk zegt Jezus: Al ga ik jullie verlaten, ik laat jullie niet alleen.

In het huis van mijn vader zijn veel kamers.

Dat is een tekst, die nogal eens op begrafenissen wordt gelezen. Maar het gaat niet over de hemel, in elk geval niet alleen, het gaat ook over deze aarde. Deze aarde is het huis van God. Hier is God thuis. Hier heeft hij vele plaatsen waar hij verblijft. Zoals Jezus een verblijfplaats van God is. Zoals ieder mens een verblijfplaats van God kan zijn.

Dat moet ook gezegd. Ondanks alles is deze aarde van God. Ondanks alles zijn wij mensen van God.
Misschien zijn wij wel allebei. Mensen in wie je het kwaad tegen kunt komen én mensen in wie je God kunt ontmoeten.

Of misschien is dat iets wat tussen ons kan gebeuren: een ontmoeting kan het slechtste in je naar boven brengen en iets van God tevoorschijn roepen.

God is hier niet. God komt aanwezig, nu en dan, soms even, in ons zingen en ons bidden, in ons spreken en ons zwijgen.

Hier richten wij ons tot God en tot elkaar – dat hij aanwezig komt, dat wij tevoorschijn komen. Dat God met ons aan het licht komt. Dat er een venster op gaat open gaat in ons leven.

‘Ik zal er zijn’, zegt Jezus als hij zijn leerlingen gaat verlaten. Ik zal ruimte voor jullie maken, plaats voor jullie maken. Ik zal er zijn, zoals God er is.

En jullie – wij hier – doe als ik. Vertrouw op God, vertrouw dat Hij er zijn zal. Leef voor Gods aangezicht. Maak ruimte voor hem, maak plaats voor mensen.

Zing de hemel tegemoet: alle einden der aanschouwen het heil van Hem, onze God. Zo zal het zijn.

En nu al, soms even, zien we daar iets van. Dat is de kunst, denk ik: om in de wereld om ons heen, in mensen iets te zien van Gods genade. Iets te zien van Gods Geest. Om elkaar te begroeten in Gods Naam.
Wees gegroet. Ave Maria.