Ds. Wessel Westerveld, 4 juni 2017

Handelingen 2: 1-13

– Pinksteren. Het heeft iets te maken met God die in ons wonen komt. Ons vrij maakt. En ons verbindt aan elkaar – als aardse oefenplaats voor het Hemels Koninkrijk. Poeh hé…

Ik vertelde het al met het verhaal voor kinderen en andere mensen:
zo is het ooit ook begonnen – met het Wekenfeest,
want ons Pinksteren was ooit het Joodse Wekenfeest.
Daarom waren al die mensen uit al die landen bij elkaar in Jeruzalem.
Om op de vijftigste dag na Pesach te vieren
dat de Eeuwige aan Mozes Tien Woorden heeft gegeven,
die ons als spelers op deze aardse oefenplaats van dienst zijn
er een beetje een hemel op aarde van te maken met elkaar.
Wij kennen die woorden als de Tien Geboden
en voor veel mensen zijn ze gecombineerd met het vingertje
van ‘niet doen, laat dat en pas op’.
Zonde is dat, want echt, het zijn prachtige woorden,
die niets met een moralistisch vingertje
‘niet doen, laat dat en pas op, fout!’ te maken hebben.
Het zijn woorden van bevrijding en verbinding:
Tien Woorden van God voor ons, om er wat van te maken met elkaar!
Een beetje Hemel-op-Aarde.

Die apostelen, in dat huis, die wisten als goede Joden dat natuurlijk ook.
Die waren vast en zeker bij elkaar om de Tien Woorden van God te gedenken.
We denken trouwens misschien wel
dat die groep Jezusvolgelingen
als een uitgebluste groep gedesillusioneerden bij elkaar hokte,
burn-out en total loss,
maar dat staat nergens –
er staat:
Zij allen hebben eendrachtig volhard in het gebed.
Zo waren ze daar samen – verbonden en biddend,
horend of de stem van de ENE misschien…
zoals toen aan Mozes, op die Berg,
en kijk, zie, verrek, laat er nu weer net zoiets gebeuren,
wind en vuur!
Hij is het weer!
God spreekt!

Over God die spreekt is een mooi chassidisch verhaal:

Rabbi Sussja van Hanipol heeft in zijn jeugd zelden een hele gebedsdienst in de synagoge meegemaakt. Want steeds als in de lezingen de woorden voorkwamen ‘En God spreekt’, dan raakte de kleine Sussja zo buiten zichzelf van enthousiasme dat hij verwijderd moest worden en in het kolenhok werd opgesloten, waar je hem tegen de wand kon horen slaan, en roepen: ‘En God spreekt, en God spreekt…!’

God spreekt…
Met andere woorden: de Eeuwige maakt zich ons tot zijn woning –
“Zij worden allen vervuld van heilige geestesadem,”
Hij ademt in ons –
in wie?
Ons – jij, jij, jij, u, ik…de mens,
de rare vogel en de gewone man,
de vrijdenker en de brave kerkganger,
de dominee en de atheïst,
de burgers, boeren en buitenlui,
in Paus en bedelaar,
in boef en fatsoensrakker,
Hij ademt ons in – in wie wij zijn,
in onze eigenheid.
Om de Eeuwige te ontvangen, hoef je niet anders te zijn of te worden dan je bent –
je hoeft niet aan voorwaarden te voldoen of heel goed te bidden,
je hoeft geen deur te openen of een andere deur dicht te doen,
de Eeuwige komt toch wel binnen,
denk aan het verhaal waarin Jezus na de opstanding door de gesloten deur binnenkomt,
en de discipelen de Geest aanblaast.

het staat in het Johannes-evangelie,
waar Pasen en Pinksteren dus inderdaad op één dag vallen, maar dat terzijde…

God spreekt… de Eeuwige maakt zich ons tot zijn woning,
er gaat iets in ons stromen,
en als God spreekt, is het verstaanbaar voor ieder mensenkind.
Dat is misschien wel het mooiste aan dit verhaal:
iedereen hoort de Eeuwige in zijn eigen taal.
De Eeuwige – alles van eeuwigheidswaarde -,
het is bereikbaar, aanraakbaar, ervaarbaar, beleefbaar, communiceerbaar
voor de rare vogel en voor de gewone man,
voor de vrijdenker en voor de brave kerkganger,
voor de dominee en voor de atheïst,
voor burgers, boeren en buitenlui,
de Paus en bedelaar,
de boef en fatsoensrakker,
iedereen hoort de Eeuwige in zijn eigen taal.

We hebben weleens de gedachte,
dat er met Pinksteren een soort tongentaal werd gesproken,
waar geen chocolade van te maken valt,
en in sommige kerken is het kunnen spreken in tongen een teken van de Geest,
maar dat staat helemaal niet in dit verhaal.
ieder van ons hoort over de grote daden Gods in de eigen landstaal waarin wij zijn geboren
Dus het tegendeel van abacadabra!
De Eeuwige spreekt jouw taal – de taal die jij verstaat,
de taal van je geboorte, wil je het nog dichterbij hebben?
en ook die ander, die verstaat het ook, in zijn taal,
de ENE spreekt veelstemmig en meertalig.

Zo is Pinksteren het meest intense feest dat er is:
Er is een diep besef van verbondenheid – want het is de ENE die spreekt,
tot jou, tot mij, en tot wie mij voorheen een vreemde was ook –
de ENE spreekt tot al die verschillende mensen en ze verstaan het!,
maar het is geen koekoekseenzang, geen versmelting, wat altijd een beetje eng is,
want tegelijkertijd is er in dit verhaal ook een diep besef van eigenheid en anders-zijn
– want de ENE spreekt de taal die bij jouw eigenheid past
en die is anders dan die van de ander.

Het is een prachtig verhaal!
De eenheid ligt in het verstaan van de Ander
– die niet zoals jij moet worden, of andersom,
en die je tóch verstaan kunt, zoals jij wordt verstaan.
Dat is het verhaal van het begin van de kerk – zoals die idealiter kan zijn –
de kerk in beginsel.

Zijn wij ook zo’n kerk?
Waarin ieders eigenheid gehoord wordt
en verbondenheid in de ENE gevierd?
Soms wel, soms niet
– moge de droom van Pinksteren ons opwekken
eigenheid te verstaan en verbondenheid te vieren.

Amen