Ds. Ineke Clement, 30 juli 2017

1 Korintiërs 13 en Psalm 8

Bij het voorbereiden van deze dienst speelde steeds een dichtregel door mijn hoofd van Henriëtte Roland Holst: “De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren in mij”. Dat is precies waar het vandaag over gaat. Het sluit mooi aan bij deze knuffel, die ik uit de kerk vanSantpoort ontvoerd heb : RAINBOW  en ik citeer nu Joyce Schipper van de kindernevendienst: “Rainbow komt uit Wonderland, ze is een duif. Ze woont in het land waar iedereen gelukkig is. Niemand heeft honger, want iedereen deelt met elkaar. Niemand is er lang verdrietig, want mensen troosten elkaar. Als iemand pijn heeft, zijn er anderen die voor hem of haar zorgen. Er is geen oorlog, maar vrede. In dat land woont Rainbow. Haar land heet Wonderland. Want het is een wonder als iedereen gelukkig is.”
Deze dienst gaat over knuffels en het wonder van de liefde.  “De  zegen van Gods liefde en de zachte krachten”, staat als titel boven de preek. Bij  het welbekende 1 Korintiërs 13, het ‘Hooglied van de liefde’ van Paulus, gecombineerd met psalm 8, die God als schepper bezingt en daarbij de méns nadrukkelijk betrekt.

Lieve mensen, gemeente van Jezus,  

Eerst de liefde als zachte kracht. Onze laatse vakantiezondag in juni moest ik een dienst leiden in mijn oude gemeente, in Vries (Noord Drenthe). Maar in plaats van in het oude kerkje was deze dienst op het terrein van Visio. Dat is een instelling waar mensen met een verstandelijke beperking die óók blind of slechtziend zijn, wonen. U kent misschien wel Bartimeüs in Zeist, dat is daar een zusje van, zal ik maar zeggen.Deze zondag waren de gemeenteleden van de kerk van Vries naar dat terrein gekomen en we zaten bij elkaar in een grote tent. Ik had bedacht over 1 Korintiërs 13, over de liefde te preken…Nou ja… ‘preken’…  hoe doe je dat daar? Met name voor de mensen die minder begrijpen en ook niet kunnen zien. Want normaal gesproken kan je dan met gebaren en plaatjes een heel eind komen, maar dat werkt hier ook niet… Maar als altijd kom je dan wel op een idee en dus kochten we bij de kringloopwinkel allemaal knuffels: beren en allerlei andere beesten, niet van die hele kleintjes, maar  met een beetje formaat. Die bovenal zacht aanvoelden.  En we namen ze mee in een grote mand en zodra de preek begon, werden ze uitgedeeld aan de bewoners… Het was ontroerend, ik kan niet anders zeggen… ze namen ze in de armen, voelden eraan en waren er erg blij mee. U begrijpt, ze mochten ze ook houden, want een aantal bewoners klemden de knuffel tegen zich aan. Dan zou het moeilijk zijn om ze weer terug te moeten geven…

En toen kon ik het over de ‘zachte krachten van de liefde’ hebben en dat doe ik nu dus ook hier. In Vries heb ik ook de ‘gewone’ gemeenteleden gevraagd of ze iets met  knuffeldieren hadden en wat dat opriep…  Mooie antwoorden kwamen er: liefde, herinneringen aan vroeger, maar ook het woord tederheid werd genoemd… prachtig woord …

Misschien denkt u nu: maar we zitten hier bij elkaar met volwassenen die goed bij hun verstand zijn, wat moeten wij met knuffels?
Wel, ongetwijfeld is het ook u opgevallen dat bij rampen in de wereld, grote en kleinere – rampen waar je je machteloos bij voelt – vaak knuffeldieren worden neergelegd..
Als troost – niet te beredeneren – maar onmiskenbaar.

Er is ook kritiek op het veelvuldig gebruik van knuffels. Er zijn mensen die dat maar sentimenteel vinden.  Zo ‘SOFT’ zeggen ze dan… Knuffeldieren vallen niet in de categorie ‘nuttig”  Ze zijn in eerste instantie overbodig… ze worden zómaar gegeven…
Maar dat  is net als met de liefde van God voor mensen, die is er is… zómaar…OM NIET… wordt dan gezegd, als ZEGEN van boven…!
Met die zegen vertrouwt de Levende ons zijn hele schepping toe, horen we in psalm 8. Vertrouwen dat wij op onze beurt lief kunnen hebben, elkaar en alle schepselen, zodat we zorgvuldig met ons hele leefmilieu om gaan.

Knuffels dus als symbool van onbaatzuchtige liefde… liefde tegenover haat… zachtheid tegenover hardheid…   De zegen van de liefde tegenover de vloek van de liefdeloosheid… alleen te vóelen… niet te bewijzen.
Een zachte kracht maar wel een KRACHT, een kracht om weer verder te kunnen in het leven. De énige kracht tegenover zoveel geweld , het enige antwoord op haat, in de grote machtspolitiek, maar ook tegenover de onzekerheid en kwetsbaarheid van mensen in het gewone leven.
Iedereen, zonder uitzondering, veert op bij de bevestiging die liefde geeft. Je kan weer verder… zó eenvoudig is het en tegelijkertijd, helaas zo niet vanzelfsprekend. Want wat is er ook een tekórt aan liefde, wereldwijd en om ons heen…
Liefde gaat niet vanzelf. Het is een werkwoord in een weerbarstige praktijk. Liefde geven kan moeilijk zijn als je zélf te weinig liefde kreeg in je jeugd, als je niet anders kent dan haat en verwaarlozing. Dan kan het zijn dat de eigen behoefte aan liefde en aandacht verpakt wordt in afweer, in hardheid, in macho-gedrag, in stoere soldatenkleding of in stoere taal.
Er is zoveel mis… dat valt niet te ontkennen…

Maar liefde is onontbeerlijk, hoorden we in de bekende liefdesbrief van Paulus. Wie kent die niet? De apostel struikelt in zijn beschrijving als het ware over de vele eigenschappen van de liefde, zó veelzijdig is die… : “De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze”…
Nou, nou… wat een opsomming, dat is toch onmogelijk waar te maken?  Dan moet je wel volmaakt zijn!

Maar hoor dan naar psalm 8, wat een hoge verwachtingen van ons mensen wordt daarin vertolkt: “U hebt de mens bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd”…
Maar tóch… je moet wel volmáákt zijn … dat roept toch ook deze psalm op… hoe ánders is de werkelijkheid! De apostel Paulus weet dat ook wel: “Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen”,  horen we hem zeggen.   Met andere woorden:  zover is het nóg niet… ook Paulus verwijst naar Góds toekomst waarin ‘God alles is en in  allen’, zegt hij elders…  Maar, zegt hij ook: “De liefde zal nooit vergaan!”
Liefde is een ijzersterke kracht die in zachtheid verborgen is… maar ondertussen onmiskenbaar aanwezig, midden in de hardheid van het bestaan.  Op het scherpst van de snede om zo te zeggen.

Onlangs kreeg ik een boekje in handen met als titel: “Een Jihad van liefde”, een weergave van  gesprekken met Mohamed El Bachiri, een Marokkaanse Belg uit Molenbeek,  die bij de aanslagen in Brussel vorig jaar, zijn grote liefde verloor, de moeder van zijn drie kinderen.
Maar in plaats van met haat te antwoorden op deze brute aanslagen uit IS kringen, antwoordt hij door alle aanvechting heen met een boodschap van liefde en medemenselijkheid, uit eerbetoon aan zijn vrouw.
‘Een Jihad van liefde’, dat moet je uitleggen en dat doet hij ook en ik citeer: “De jihad is gebruikt om troepen te motiveren, oorlogen te voeren. Dat gebeurde dan in naam van God en in de ogen van een gelovige is er geen betere reden dan dat. Maar oorspronkelijk betekent jihad ‘inspanning’. Dat is de eerste betekenis: de inspanning tegen jezelf, tegen je hartstochten, je driften.
Een echte jihadist is iemand die niet in woede ontsteekt, ongeacht de situatie. Hij kan misschien wel razernij voelen, maar het is zo makkelijk om iemand te slaan of geweld te gebruiken. Het is de stomste reactie. De jihadist zoekt kennis, doet zijn best om anderen te ontmoeten, ook als die daar niet voor openstaan. Hij laat de moed niet zakken, hij bewaart de glimlach en erkent de menselijkheid van de ander.”
Dat lijkt net zo onmogelijk als de liefdesbrief van Paulus en tegelijk is het het énige antwoord. Dóór alle religies heen en ook als voorwaarde om elkaar te ontmoeten en respecteren. “Als jij liefde bent, heb ik dezelfde godsdienst”, zegt deze zwaar op de proef gestelde Moslim dan ook.

Het is  goed om te beseffen dat Paulus hoofdstuk 13 in aansluiting schrijft op de éénheid van de gemeente, in het hoofdstuk ervoor. U weet wel, over de gemeente als het ene lichaam van Christus, waarin alle delen nodig zijn, álle gaven sámen belangrijk zijn.
En vergis u niet: deze onderlinge en volgehouden liefde ging tegen de verdrukking in. Ten tijde van Paulus waren deze waarden omstreden in een maatschappij onder de macht van keizers, van óngelijkheid: tussen slaven en vrijen, mannen en vrouwen, volken onderling. Omstreden, maar een ijzersterke opdracht vanuit de liefde te stellen dat  ‘in Christus’ dat wil zeggen:  in zijn gemeente het machtsverschil tussen slaven en vrijen en mannen en vrouwen, tussen volken is opgeheven, zoals Paulus in zijn Galatenbrief stelt.

En dan gaat het natuurlijk om de Geest die ons met Pinksteren weer te binnen is gebracht en die door alle kerkmuren en grenzen heen waait.  En dan kan het óveral  ‘wonderland’ zijn, zoals knuffelduif Rainbow ons vertelde. Dan kan óveral Gods liefde doordringen: van Mohamed uit Molenbeek die zijn boodschap de wereld instuurt tot artsen zonder grenzen, die midden in verschrikkingen hun liefdes- werk vol houden.
Van het herstel van verhoudingen in het klein, tussen mensen die elkaar opnieuw vertrouwen tot de eigen kerkelijke gemeenschap  waarbij we nooit uit elkaars genade vallen.

Die liefde is uiteindelijk en ten diepste een kracht die wij van God uit mogen ervaren… laten we dat niet vergeten… als wij het gevoel krijgen tekort te schieten. Want wie kan aan Paulus’  beschrijving over de liefde beantwoorden?
Maar zegt de psalm niet dat God een grenzeloos vertrouwen heeft in de mens? Dat Hij ons ziet in wat we ten diepste zijn en kunnen wórden: bijna volmaakte spiegels van zijn liefde.
Jij bent geliefd, is dan de boodschap… en jij en jij… daar hoef je eerst niet iets voor te presteren of jezelf te bewijzen… die liefde gaat aan alles vooraf, het is een liefde om niet… zómaar… als die knuffels… niet bewijsbaar nuttig… maar ze herinneren aan de zachte kracht van de liefde.
In die zin verlangt God ook naar óns. Hij is zogezegd de grootste minnaar van het universum, zoals collega Marianne Vonkeman in een kerkbladmeditatie zei… niet uit te leggen… maar ontegenzeggelijk. Een minnaar die alle mensen in de ruimte zet van zijn schepping.

Zouden wij ons dan maar niet aan over geven? Aan de hoop en aan het geloof dat die liefde zal overwinnen? ….
Omdat Gód de bron is van alles !  Nee, niet in brute macht waar ons nieuws ból van staat, maar in de verborgenheid van de zachte krachten.

Tenslotte:
In ons liedboek staat daar een prachtig gedichtje over, bij psalm 8: KINDERTAAL is de titel
“Verborgen achter uw naam komt u in de taal van een kind voor de dag.
U schuilt in mama en in tata.
Dit loflied kan iedereen horen en zelfs ongehoord bent u aanwezig.
U bent het inzicht dat u er bent
in het gras en kwijlende koe, een steen op de landweg, in water, zand, wind…
U ademt tussen de woorden
en zingt in de taal van een kind.
AMEN