Ds. René van der Rijst, 15 oktober 2017

Jesaja 25: 6-9
Matteus 22: 1-14

Stel je voor, God geeft een feestje. Hoe zou dat eruit zien?

Waar zou het zijn? Zou God zijn feestje geven in het paleis op de Dam, of in de Ridderzaal? Zou hij de BAVO uitkiezen – en welke dan, de oude of de nieuwe?
Of zou hij kiezen voor de Koepel, of naar Stem in de Stad gaan? Of lekker buiten, in Spaarnwoude?
En wie nodigt hij uit? Wat denk je – zou er bij jou een uitnodiging in de bus vallen?
En wie, denken jullie, zou God niet uitnodigen?

Het is een raar verhaal, dat Jezus vertelt. Het lijkt niet erg te kloppen met wat wij geloven, met wat wij van God menen te weten.
Want die koning – dat zal God toch zijn, ben je geneigd te denken.
Maar waarom nodigt hij dan niet gelijk iedereen uit? Heeft God voorkeur dan?
En als hij zo zijn voorkeuren heeft, dan ben je geneigd te denken dat hij dan wel eerst de laatsten uit zal nodigen. De zwervers, de bedelaars, de vluchtelingen. De mensen die altijd achteraan komen – zou hij hen niet als eerste vragen?

Dan wordt het nog gekker: ze komen niet. Sterker nog, ze mishandelen en doden de dienaren van de koning. Laat maar, God, wij doen niet mee.
God geeft een feestje en de mensen komen niet…. Ze reageren met woede.
Wat voor beeld hebben die gasten van God? Hoe kan het, dat God je uitnodigt – en je gaat niet?
Zijn ze bang, dat er een addertje onder het gras zit?

Blijkbaar vinden ze deze uitnodiging een inbreuk op hun dagelijks leven, want in plaats van naar het feest, gaan ze gaan naar hun werk. Misschien is dat het wel: Gods feest onderbreekt ons leven. Gods feest vraagt dat we even ophouden met waar we mee bezig zijn en ons ergens anders op richten. Bijvoorbeeld op de vraag: als God ons uitnodigt voor zijn feest, wat neem ik dan mee? Waar zou ik hem – en zijn zoon – een plezier mee doen? Wat kan ik hem geven?

Dan, opnieuw, klopt het niet, dat verhaal. De woede die God vervolgens tentoon spreidt – dat kan toch niet? Dat hij een beetje boos is en behoorlijk teleurgesteld – akkoord. Maar die mensen doden, de stad in brand steken?
Wat voor God is dat, die doet als wij? Die kwaad met kwaad vergeldt? Niet in staat is zijn woede te beheersen?

Dat er, vervolgens, zomaar mensen worden uitgenodigd, lanterfanters en slenteraars, goeden en slechten – dat begrijpen we dan weer wel. Ja, zo moet God zijn. Bij God zou iedereen welkom moeten zijn.
Maar ze zijn nog niet binnen, of de heer verpest het feestje: iemand zonder bruiloftskleed wordt eruit gegooid.

Eerlijk gezegd, ik kan me niet voorstellen dat al die anderen wel hun beste pak, hun mooiste jurk aanhadden. Ook zij komen immers direct van de straat. Ik stel me voor, dat die koning de bezoekers van Stem in de Stad binnenhaalt – die vermoedelijk niet eens een mooi pak hebben en wellicht ook niet allemaal even fris ruiken…
Waarom dan die ene eruit gepikt?

Of moeten we dit verhaal volkomen anders lezen? Is die koning God misschien helemaal niet? Is het zomaar een koning – en niet eens zo’n beste? Een nogal willekeurige heerser, een despoot met een kort lontje.
En zou die ene zonder bruiloftskleed, die ene die het feestje van de rijkdom en de macht verstoort, daar niet aan mee wil doen – zou dat dan Jezus zelf zijn? Christus incognito?

In het verhaal hiervoor, over de onrechtvaardige pachters, vertelt Jezus hoe God zijn eigen zoon stuurt om de pacht van de wijngaardeniers te gaan innen. Maar hij wordt uit de wijngaard gegooid, en zelfs gedood. Jezus concludeert: de steen die de bouwlieden afkeurden, is tot hoeksteen geworden.

Zou het daar ook in dit verhaal om gaan – om die ene die ‘afgekeurd’ wordt? Die ene zwerfsteen, ‘onaangepaste’ mens? Is dat niet het verhaal van God met mensen – dat de verworpene juist de uitverkorene wordt? Dat God het doet met wie in de ogen van mensen waardeloos zijn, niet in tel?
Is hij, die man zonder bruiloftskleed niet het meest mens van God van iedereen in dit verhaal? ‘Midden onder u, staat hij, die gij niet kent.’ ‘Ik was naakt, en jullie hebben me gekleed.’
Buitengeworpen in de uiterste duisternis – nedergedaald ter helle. Gekruisigd, uitgestoten.

Ook Jesaja schildert het visioen van een feestje van God.
Het feest is boven op een berg – zodat je het al van verre kan zien.
Zodat het ‘openbaar’ is – de God van Jesaja heeft geen verborgen agenda’s.
Een feest voor alle volkeren – waar de sluiers, de omhulling, de verhulling, worden weggenomen. Daar verstoppen mensen zich niet in schitterende kostuums – maar zien zij elkaar van aangezicht tot aangezicht.
Daar zal het zicht ook niet vertroebeld worden door tranen.
Daar wordt niemand buitengeworpen – daar worden mensen gered.
De ‘verworpenen der aarde’, stel ik me voor, hebben daar een ereplaatsje.
Die ene die niet goed gekleed is – ik stel me voor dat God naar hem toe komt – juist naar hem – en vraagt: wie ben je? Wat is jouw verhaal? Ik zou je graag leren kennen.

Zo zou het moeten zijn, toch?