Ds. Wessel Westerveld, 22 oktober 2017

Mattheüs 9:1-8

In dit prachtige plaatje van Kees de Kort uit de Kijkbijbel is het wonder van de opstanding van de verlamde mens samengebald. Hij die niet loopt, krijgt vier paar voeten van de anderen, en zo gaan ze gefocust op pad, terwijl één van hen ook het oog gericht houdt op de verlamde mens. Waar gaan ze heen? Naar het Koninkrijk natuurlijk! Ze zijn het al…

Gemeente voor Jezus Christus,

Karen Armstrong,
de bekende Britse godsdienstwetenschapper,
zelf ooit non in een klooster,
onlangs onderscheiden met een eredoctoraat in Theologie en Religiestudies van de Vrije Universiteit,
initiator van het z.g. ‘Charter of Compassion’,
een wereldwijde beweging die zoekt naar verbinding tussen mensen en religies,
Karen Armstrong
– als u haar wilt leren kennen, kijk dan naar de aflevering van de televisieserie “het vermoeden” van 10 september jongstleden, –
Karen Armstrong spreekt over ‘compassie’ als de voornaamste kern van religie.
Het wonder dat mensen zich iets aan mensen gelegen laten liggen –
zorg dragen voor elkaar,
zich steeds opnieuw aan elkaar verbinden,
compassie tonen.

Eén van de grootste eigen theologen van de vorige eeuw,
Harry Kuitert,
onlangs overleden,
en over wie veel misverstanden de ronde doen helaas,
als zou hij het geloof tot op de botten toe hebben afgebroken,
– wat mij betreft heeft hij juist iets van de kern ontdekt
en dat kan alleen als er eerst de nodige ballast wordt verwijderd –
houdt met Karen Armstrong ditzelfde over: compassie.
In een van zijn boeken zegt hij iets als:
dit houd ik over: het wonder dat de mens zich iets aan de ander gelegen laat liggen.
Antwoord geeft op de vraag van God aan ons: waar ben je? Waar is je broeder?

Compassie.
Op het plaatje zien we dit verbeeld.
Misschien is het wel de mooiste samenvatting van het verhaal van vandaag.
Een simpele plaatje van Kees de Kort uit de kijkbijbel.
Vier mensen gaan op weg en ze dragen een vijfde.
Omdat deze vier mensen lopen kunnen,
en zich iets aan de ander gelegen laten liggen,
kan de vijfde dat ook – als het ware: hij wordt gedragen.
Zijn benen zijn de benen van de vier.
Het is de ideale kerk: onderweg zijn naar het koninkrijk in vol vertrouwen,
en dat doe je samen
en je draagt hen die niet lopen kunnen,
met andere woorden:
de weg naar koninkrijk niet kunnen gaan.
Zoals je bidt voor wie de woorden er niet voor vinden,
zoals je huilt voor wie de tranen op zijn,
zoals je lacht voor wie het lachen is vergaan.

Zoals je zoekt voor wie niet weten waar ze het zoeken moeten,
zoals je lijdt voor wie bekneld zitten in schuld en mislukking,
zoals je leeft voor wie dood zijn – zij die voor jou geleefd hebben…

Dát zie ik op dit eenvoudige sprekende beeld.
De ideale kerk,
het lichaam van Christus.
De gedragen mens en de mensen die dragen en op weg zijn.
Samen het lichaam van Christus.

Zie de lamgeslagen man,
beeld van de lijdende Christus,
want er mislukt zo veel, er gaat zo veel mis,
mensen staan elkaar naar het leven,
of ze gaan dood door een stom ongeluk,
ze verpesten het voor elkaar,
spreken vilein en scherp,
Zie die lamgeslagen man –Christus lijdt,
hij heeft zich het schompes gewerkt op aarde,
mensen genezen,
vergeven,
zelfs doen opstaan van de dood,
en wij zelf – ja wij hebben toch ook goed gedaan op ónze manier…
maar ja – toch gaat het mis, kun je soms niet verder,
ligt alles stil als ware het dood en voor niets,
lamgeslagen,
zinloos en onzinnig…
het kruis wacht, onvermijdelijk is het…
Is dat het dan…?

Soms is dat het dan – of is er tóch nog draagkracht…?
Kijk!
Draagkracht.
Ook beeld van het lichaam van Christus.
De mensen die dragen – het vertrouwen dat tóch overleeft – tegen de klippen op.
Die vier mensen, zij zijn de opgestane Christus en zij dragen de gekruisigde – als het ware.
Het vertrouwen houdt hen gaande – in de richting van het Koninkrijk.
Ze gaan naar Christus, naar God-op-aarde, naar God-onder-ons…
En hoe mooi is het dan, dat als ze in ons verhaal daar komen,
hij – God-op-aarde – direct aanhaakt bij waar het op aankomt en dat hij ziet:
het vertrouwen, bij alle vijf.
Het vertrouwen dat er tóch te leven valt met verlamming, dood, ellende, angst, schuld en zonde,
kortom, met het kruis.
Want kijk dan, hoe het vertrouwen tegen de klippen op tot op God – Jezus – wordt gedragen:
In het verlangen, in het vertrouwen, in de hoop dat we horen dat het kan!
Wat kan?
Leven kunnen zoals we zijn bedoeld!

Soms even wordt lijden opgeschort
of dragen mensen het samen.
Zo zouden wij moeten leven.
dicht Huub Oosterhuis.

Dan zet niet de verlamming ons leven klem
– maar dragen we de verlamming weg uit zijn verlamming,
kijk naar het mooie plaatje van Kees de Kort.
Want dát is toch de bedoeling?
Dát is toch het koninkrijk?

En verrek – dat is het ook, Jezus bevestigt het:
Bij het zien van hun vertrouwen
zegt Jezus tot de verlamde:
vat moed, kind,
jóuw zonden worden vergeven!

Zoals de dragers deze mens letterlijk dragen,
zo geeft Jezus deze mens draagkracht:
vat moed, kind!
Jezus spreekt als Vader – vat moed, kind!
(Kind – wat duidelijk in de grondtekst staat – komt niet terug in de NBV – daarom is die Naardense zo goed!)
‘De Vader die in de hemelen is’ is niet zó ver van je verwijderd,
dat hij op aarde jouw geen moed geven kan.

Niets is geruststellender dan de ouder die je de moed inpraat –
zij die je het basisvertrouwen hebben gegeven,
onder wiens vleugels jij ooit zelf je vleugels hebt leren uitslaan,
Toe maar, mijn kind – het komt goed…!
Jóuw zonden worden vergeven!

Zondig zijn – dat is leven buiten je bestemming, naast je bedoeling.
Maar jij, mijn kind, je leeft naar de bedoeling van je bestaan, ook al ben je verlamd.
Je laat je dragen – je geeft je vier vrienden de kans er te zijn voor jou,
zodat zij hun broeders hoeder kunnen zijn.
Je legt je in de handen van hun hoop, die jou dragen naar het Koninkrijk
en je neerleggen voor de voeten van Jezus.
En jullie, vier dragers, ook jullie leven naar de bedoeling van je bestaan –
je legt de verlamming neer voor Gods aangezicht.
Jullie zoeken het koninkrijk op!

Dan leef je niet naast je bedoeling,
– wat zonde zou zijn! –
maar dan leef je naar je bedoeling.
Dan zijn je zonden vergeven.
En dan gebeurt er een wonder:
dan ontwaak je – en gaat jouw weg van het koninkrijk, verlamd of niet – het dondert niet.
Hoe verlamd ook,
schuldig, pijnlijk, angstig of miserabel.
Je ontwaakt – staat op.
En leeft.

Houd het vertrouwen vast – laat het je oprichten!
Zoals de vrienden die je hebben gedragen,
en zoals jij soms de vriend bent die draagt.
Daar is het om te doen in het Koninkrijk van God.

De scharen die dat zien
worden vervuld van vreze
en verheerlijken God,
dat hij zo’n zeggenschap aan de mensen
heeft gegeven

Ja ja, die mensen toch – kijk dan!
Wat een zeggenschap!
Denk er nooit te gering over, wat de mensen in Godsnaam vermogen.

Amen.