Ds. Wessel Westerveld, 30 mei 2019

Lucas 24: 45-53

De hemel.
Voor de doden?
Voor de levenden?
Voor de ENE?

“De hemelen zijn de hemelen van de ENE,
de aarde gaf hij de zonen van Adam”,
staat in de psalmen.

De hemel voor de Eeuwige.
De aarde voor de mensen.
Voor de zonen van Adam,
de dochters van Eva.

En zo is het natuurlijk, we weten het allemaal, we weten niet anders:
Op aarde leven wij,
op aarde verlangen wij,
op aarde kijken we in het graf,
op aarde sterven wij,
in de aarde rusten wij – en:
op aarde kijken we naar de hemel,
zien wij uit naar liefde, vrede, recht,
naar God-groter-dan-de-dood,
– de hemel brengt de levenden in het vertrouwen,
dat we zelfs in onze dood en die van onze geliefden gespaard blijven voor God.
De hemel mag dan voor de ENE zijn en de aarde voor de mensen,
de Bijbel spreekt er tegelijkertijd als in adem over:
hemel-en-aarde.
Waar je in de Bijbel het woord hemel ziet staan,
volgt vaak in dezelfde adem ook het woord aarde.
Ze zijn verbonden.
Zoals God-en-mensen,
ooit-en-nu,
heel-en-gebroken,
eeuwig-en-vantijdgebouwd,
vergezicht-en-werkelijkheid,
leven-en-dood…

(…)

En dan nu naar het hemelvaartverhaal.
Naar de sleutelzin wat mij betreft:

Lucas schrijft over Jezus:

terwijl hij hen zegent
neemt hij afstand van hen,-
hij is omhooggedragen naar de hemel.

Christus is ‘naar de hemel’.
Wát er precies bij voor te stellen, weet ik niet,
maar het Joodse begrip van ‘hemel’ – en Jezus was natuurlijk een Jood –
geeft wel een mooi beeld:
et Hebreeuwse woord voor hemel zou zijn samengesteld uit twee woorden.
Hemel is een samenvoeging van de woorden vuur en water.
De twee oer-tegenstellingen vuur en water,
die symbool staan voor alle grote tegenstellingen,
zoals goed-kwaad, donker-licht, dood-leven
maken samen het woord hemel.
Hemel is alle tegenstellingen zijn met elkaar verzoend.
Naar die ‘hemel’ is Christus omhooggedragen.
Opgeheven.
In de vrede Gods.

Dat kón natuurlijk ook niet anders gaan dan zo;
als deze mens al niet in Gods vrede zal worden opgenomen na zijn dood – wie dan wel…
Deze mens ‘was er eentje van God…’
Dat wordt er eerbiedig mee gezegd.

Hij was er eentje van God…
want als geen ander heeft Christus die vrede Gods op aarde bevochten en voorgeleefd –
hij bracht onvermoeibaar hemel-en-aarde met elkaar in contact.
Dát was de missie van Gods zoon.
Dus die vrede Gods, die hemel waarheen Christus is omhooggedragen,
zat omgekeerd natuurlijk ook ‘in Christus’…

Zoals Etty Hillesum ooit schreef:
Je hoofd in de hemel steken, dat is moeilijk,
maar de hemel in je hoofd steken, dat lukt beter…

Die ‘hemel’ heeft Christus op aarde  voorgeleefd
– hij zat geïmplanteerd  in zijn hoofd, zijn hart, zijn handen, zijn voeten zijn ogen, zijn oren…
En naar die hemel is hij volgens het verhaal omhooggedragen.
Als een bekrachtiging van zijn levensweg voor ons die achterblijven.

Wij, die op onze beurt nu zijn: lichaam van Christus…
Hij was er eentje van God… nu wij…
Met de zegen van de ten hemel varende Christus
krijgen wij,
die ‘van de aarde zijn’
het vertrouwen
van de hemel:
Nu jullie – aan de gang met het  Koninkrijk:
mijn zegen hebben jullie!

Dat vertrouwen van Godswege, die zegen,
én het tegelijkertijd afstand nemen van Christus van de discipelen,
het geeft een intense vreugde!
Vreemd genoeg, met name vanwege dat ‘afstand nemen…’ zou je denken.
Je zou zeggen: afstand nemen is eerder droevig dan vreugdevol
Als je afstand neemt, laat je de ander aan zijn lot over.
Zoek het maar uit.
Mijn zegen heb je…

Ja, dat zou je zeggen, maar zo is het toch niet.
Afstand nemen gaat hier samen met de zegen van de EEUWIGE
die zijn vertrouwen uitspreekt in ons,
nu Lichaam van Christus,
het geeft een intense vreugde –
vergelijk het met een kind dat de boodschap krijgt op eigen benen te kunnen staan.
Dan moet je het niet ook nog vasthouden als ouder –
je moet juist afstand nemen,
ruimte geven,
dan kán het kind ook echt zelf lopen.
Zelf vallen.
En vooral: zelf opstaan.

Dát is het mooie van dit verhaal
– en misschien ook daarom dat de apostelen zo vol vreugde zijn:
Het afstand nemen en het zegenen – er spreekt een hemels vertrouwen in uit.
Alsof de Eeuwige zegt:
Het wordt wel wat met jullie,
nu jullie mijn lichaam van Christus zijn.

Met de hemelvaart van Christus
krijgen wij – hier op aarde –
de hemel-in-ons-hoofd.

In een beeld: (laat zien, Christus omhooggeheven met zegende armen) ,
of neem dat prachtige beeld van de dansende Derwisj.
En dan hebben we de Geest nog niet eens ontvangen…(!)

Amen.