Ds. Wessel Westerveld, 21 juli 2019

Lucas 10:38-42

Gemeente van Jezus Christus,

Maria, Martha en Christus.
Een ontmoeting.

Welke beelden komen op?
Hoe kijken wij in dit verhaal naar Maria en naar Martha?
Hoe is het ons overgeleverd van kindsbeen af aan?
Spreek voor uzelf, u weet het,
ik spreek nu ook voor mezelf,
maar misschien herkent u elementen.

Maria.
Spiritueel, vroom, verlangend, devoot,
zit zij aan zijn voeten stil.
“Zie, heel mijn hart staat voor U open en wil, o Heer, uw tempel zijn. ( )
doe intocht, Heer, in mijn gemoed!”
Maria … ach, waren wij allen maar als zij.

En dan Martha.
Die arme, domme Martha, die sloof,
die maar niet snapt, waar het eigenlijk op aan komt.
En dan zit ze nog te mopperen ook.
Wat een ontevreden vrouw …
maar ze heeft ook wel een punt;
Maria hangt het heilige boontje uit
en Martha moet alle boontjes doppen.
Doet Christus haar wel recht?

En the moral of the story?
Pas op dat je niet als de bezige Martha vervalt in een doe-geloof van moeten dienen.
Een ‘actie-geloof’. Doen doen doen.
Martha was dan ook vast gereformeerd, hoorde je wel eens fluisteren …

Nee, neem dan liever de ruimte om aandachtig en open te horen naar Gods spreken –
naar woorden van eeuwigheidswaarde.
Zoals Maria doet.
De Heer spreekt! – dan ben je stil, dan luister je, dan kniel je neer …

Theologisch-dogmatisch gezegd:
Eerst is er de genade, Gods Woord, de Heer die tot je spreekt – hoor!
Goede werken – dienen – komen daarna.
Zij brengen het heil niet, maar vloeien eruit voort.
Dat heeft Maria wel begrepen,
en Martha dus niet …
Waarmee Maria behouden is, en Martha, ja … nou…

Zo ongeveer dus zijn mij Maria en Martha overgeleverd.
En eerlijk gezegd weet ik niet eens waarom,
want of iemand mij dat ooit echt zo heeft gezegd…
maar deze uitleg van dit verhaal hing in de lucht in de gereformeerde dagen…

Afijn, de vraag is natuurlijk: doen we hiermee alle personages uit dit verhaal voldoende recht?
Klopt deze kijk op the story?
Als een dominee zoiets zegt, weet u al hoe laat het is:
Maria, Martha en Christus – is er veel meer aan de hand dan mijn vroege beelden mij vertellen.

Eerst maar eens terug naar de tekst
– vaak staan daar al allerlei aanwijzingen, waar je zomaar overheen leest.

Zomaar een dorp
Daarmee is gezegd: dat kan ook hier zijn.
Zomaar een vrouw.
Daarmee is gezegd: dat kan u ook zijn.
Martha en Maria: zusters.
Verwant – ze zijn als twee kanten van de ontmoeting met Jezus.
En Jezus staat voor de Eeuwige-op-aarde.

Martha.
Marta verwelkomt hem in haar huis.
Het begint met Martha; zij doet open – opent haar ‘zijn’ voor de Eeuwige.
dat is de 1e stap in de weg van vertrouwen:
Open doen,
open staan,
onderdak geven aan wat van eeuwigheidswaarde is.
Dat is de Martha in ons, die zo handelt;
open je, houd de deur niet angstvallig gesloten, zoals de leerlingen deden na Jezus’ dood.
Toon het lef open te gaan als je om vertrouwen wordt gevraagd – als iemand je huis binnen gaan wil.
Het kan zomaar de Eeuwige zelf zijn – bij wijze van spreken.
Martha doet dat – zij is als het ware ‘handelend lef’.

En dan staat er:

Zij heeft een zuster gehad,
met roepnaam Maria, die óók,
gezeten aan de voeten van de Heer,
zijn spreken heeft gehoord.

Hé –zitten ze beiden aan de voeten van de Heer?
Ja ja !
Niet alleen Maria zit daar, aan Jezus’ voeten stil…
En wat betekent het eigenlijk, aan iemands voeten zitten?

Bijbels gezien heeft het te maken met dienstbaarheid
– degene die de voeten wast van iemand, zit letterlijk aan zijn voeten.
En het heeft ook te maken met ‘navolging’; willen gaan in het spoor van deze voeten.

Beiden, zowel Maria als Martha, zitten daar – bereid de weg te gaan van eeuwigheidswaarde.
Zusters – representerend verschillende kanten van hetzelfde, in dit geval: God dienen.
Maria-wijze en Martha-wijze.
Het één niet boven het andere.

En Martha – we moeten haar niet laten ondersneeuwen door Maria – alsof het zou moeten gaan om Maria.
Neem de Duitse mysticus Eckhart uit de 13-e eeuw;
voor hem is Martha de centrale figuur.
Zij en niet Maria, is voorbeeldig in haar dienen.

Eckhart – een mysticus – weet alles van concentratie op God,
hij is zelf a.h.w. een soort Maria,
en misschien juist wel daarom ziet hij het gevaar zo scherp,
dat die concentratie een behaaglijke schat worden kan,
waarin je je koestert als in een warm bad.
Terwijl het, aldus Eckhart, in het geloof juist aankomt
op het eenvoudige dienen van binnenuit.
En Martha, wijze en bezonnen Martha, zij die opendoet voor de Eeuwige,
vraagt de Heer om Maria die weg te wijzen.
De weg van het eenvoudige dienen van binnenuit.
Omdat Maria maar blijft zitten – rondjes draaiend in haar zoals we dat nu zouden zeggen: comfortzone.
heer, maakt het je niet uit
dat mijn zuster het bedienen aan mij alleen
heeft overgelaten?-
zeg haar dan dat ze
het samen met mij op zich moet nemen!
Maar de Heer troost Martha en neemt liefdevol haar zorg om haar zuster weg – het is goed zo.
Hij zegt niet, dat Martha hetzelfde doen moet als Maria.
Hij ziet wat Martha doet en geeft er erkenning voor.
En hij neemt de zorg van Martha om Maria weg, – ook voor haar, Maria, is er het Goede Deel.
Dus Maria hoeft óók niet te doen als Martha.

Okke Jager maakt van dit verhaal nog meer ‘Martha’;
hij spreekt hier van de roeping van Martha.
Jezus zegt: “Marta, Marta, je bent
bezorgd en druk over vele dingen;”
Wij leggen in ons spraakgebruik het ‘Martha, Martha’ van Jezus uit als een verzuchting.
Terwijl – aldus Okke Jager – tweemaal de naam uitgesproken,
juist een geroepen zijn en aangesproken worden door God aanduidt.
Jezus hief niet zijn vinger op (Martha, Martha (zucht));
Hij hief Martha op.
Martha! Martha!
Okke Jager zegt letterlijk: “… de rabbijnen hebben erop gewezen dat God vier mannen geroepen heeft door tweemaal hun naam uit te spreken: Abraham, Jakob, Mozes en Samuel. Het was telkens een uiting van liefde en bemoediging. (…)
Z
o werd Martha dubbelop geroepen. Jezus hief niet zijn vinger op; Hij hief Martha op.”

Marta, Marta!
Laat los het vele waardoor je in beslag wordt genomen.
Ik zie het – het is goed!
Kom ook tot rust.
Dien nu niet – wees van mij gediend.
Jij doet mij open – nu roep ik je.

Martha en Maria. Twee zusters. Verwanten.
De één is niet goed en de ander verkeerd, of andersom.
Je moet ook niet zijn als Maria of als Martha.
Peuter alsjeblieft alle moraliteit van het verhaal af;
het gaat om een beschrijving van twee wijzen van ‘navolging’ van de Eeuwige.
Ontvangen en geven.
Wie ontvangt, geeft,
wie geeft, ontvangt.
Martha ontvangt de Eeuwige in haar huis – zo geeft zij God de ruimte om God te zijn.
Maria geeft de Eeuwige haar aandacht – zo ontvangt zij zijn Woord.
Martha geeft Maria haar zorg, en zij ontvangt voor haar zuster vrijspraak van de HEER,
Marta, Marta, Maria heeft al het goede deel gekozen”
Maria geeft Martha zo – via het Woord van Christus
– “Marta, Marta, Maria kiest immers het goede deel ”-  rust en vrede.

Ontvangen en geven – met bidden en dienen.
Deze gelijkenis staat niet zomaar
precies tussen de gelijkenis over de barmhartige Samaritaan – dienen, Martha
en Jezus’ woorden over het bidden – contemplatie, Maria.

Maria en Martha,
Martha en Maria,
geef, ontvang,
ora et labora, bid en werk –
Het is één.

Amen.